Het scenario dat een ondernemer aanvoerde, waarin hij slachtoffer is geworden van twee boekhouders die zijn btw-aangiften onjuist hebben ingediend, is naar het oordeel van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch niet aannemelijk geworden. Het hof veroordeelt de ondernemer wegens fiscale fraude tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ook moet hij een geldboete van € 7.500,00 betalen.
De man dreef een eenmanszaak en was ondernemer voor de omzetbelasting. Door de rechtbank Oost-Brabant werd hij veroordeeld wegens het meermalen opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting. Daarbij kreeg hij een taakstraf van 150 uur opgelegd.
Hoger beroep
De man ging in hoger beroep tegen die uitspraak. Zijn raadsman bepleitte vrijspraak, omdat niet de verdachte ondernemer, maar twee boekhouders de onjuiste aangiften omzetbelasting in de periode 2015-2018 zouden hebben ingediend. Daartoe waren zij in staat omdat zij beschikten over de DigiD-inloggegevens van de verdachte, voerde de raadsman aan. Daarnaast kon in de visie van de verdediging niet worden bewezen dat er sprak was van opzet, omdat de ondernemer geen wetenschap zou hebben gehad van de onjuistheid van de ingediende aangiften omzetbelasting. De verdachte vertrouwde volledig op zijn boekhouders, stelde de raadsman, en het lijkt er op dat zij misbruik van de verdachte hebben gemaakt.
Oordeel hof
Het hof gaat echter niet mee in die lezing. Het persoonlijk domein binnen de digitale omgeving van de Belastingdienst, waarbinnen de frauduleuze aangiften omzetbelasting zijn gedaan, is geactiveerd met het e-mailadres dat toebehoort aan de onderneming van de verdachte en waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij dat e-mailadres gebruikte voor zijn onderneming. Alle gebruikte bankrekeningen waren ten name van de verdachte gesteld. Dat wijst naar het oordeel van het hof in de richting van de verdachte als degene die de betreffende aangiften omzetbelasting onjuist heeft ingediend.
Bovendien heeft de verdachte via zijn bankrekeningen gedurende de bewezenverklaarde periode teruggaven omzetbelasting ontvangen, deze (deels) doorgestort naar zijn privébankrekeningen en ten eigen nutte voor privédoeleinden aangewend. Ook neemt het hof in aanmerking dat de aangiften omzetbelasting steeds zijn ondertekend met de roepnaam van de verdachte. Op basis daarvan concludeert het hof dat het de verdachte is geweest die de aangiften omzetbelasting onjuist heeft ingediend.
Scenario boekhouders niet aannemelijk
Het hiertegenover door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario dat de boekhouders de aangiften omzetbelasting onjuist hebben ingediend, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Allereerst vindt een dergelijk scenario onvoldoende steun in het procesdossier. Bovendien is dit scenario niet te verenigen met de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder niet met het feit dat de verdachte (en dus niet de boekhouders) zelf de beschikking heeft gekregen over ontvangen teruggaven omzetbelasting, die bedragen heeft overgemaakt en voor privédoeleinden heeft aangewend.
De omstandigheid dat een van de boekhouders door de rechtbank Gelderland is veroordeeld vanwege onder meer verduistering van gelden, waarbij de verdachte één van de slachtoffers was, leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak was sprake van een ander feitencomplex dan hier aan de orde, oordeelt het hof. De omstandigheid dat de verdachte stelt zijn DigiD-inloggegevens aan een ander ter beschikking te hebben brengt het hof evenmin tot een andersluidend bewijsoordeel. Ambtshalve is het hof ermee bekend dat ten tijde van deze aangifte het doen van een aangifte omzetbelasting niet kon plaatsvinden met gebruikmaking van de DigiD-inloggegevens.
Straf
Het hof acht al met al bewezen dat de man als ondernemer onterecht bedragen aan voorbelasting geclaimd en omzetbelasting heeft teruggevraagd. De (eenmanszaak van de) verdachte had daarop geen recht, omdat daaraan geen inkopen en/of inkoopfacturen ten grondslag lagen. Als gevolg van de belastingfraude is een belastingnadeel van € 15.386,00 geleden.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf acht het hof geen passende straf. De verdachte is namelijk mantelzorger voor zijn echtgenoot en deze echtgenoot is geheel afhankelijk van de zorg van de verdachte. Ook is de man zelf arbeidsongeschikt verklaard. Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete ter hoogte van € 7.500,00 passend.