Hoe ver reikt de zorgplicht van een bank richting een derde partij als een bankklant via een betaalrekening van de bank fraudeert? Kan een bank die een Wwft-verplichting schendt door geen passend cliëntenonderzoek te verrichten de op haar rustende (bijzondere) zorgplicht jegens derden schenden?
Over die vragen boog de rechtbank Amsterdam zich onlangs in een zaak die was aangespannen door de Liberiaanse rederij Blue Sea Navigation tegen ING en twee bankklanten die de rederij hebben opgelicht. De klanten worden bij verstek veroordeeld, maar ING is naar het oordeel van de rechtbank niet aansprakelijk voor de door de klanten aangerichte schade. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt namelijk dat er voor een bank pas een verplichting tot nader onderzoek ontstaat als daarvoor een concrete aanleiding bestaat. De rechtbank ziet echter geen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat ING voorafgaand aan het uitvoeren van de betaalopdracht wist van ongebruikelijke activiteiten en van het daaraan verbonden gevaar. Daarom behoefde de bank geen nader onderzoek te doen naar de betaalopdracht. Van onzorgvuldig handelen door ING jegens Blue Sea is volgens de rechtbank dan ook geen sprake.
Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2021:1805
Oplichting via ING-rekening
Blue Sea had op 2 januari 2019 een koopovereenkomst gesloten met Samsung Heavy Industries in Zuid-Korea voor het aanschaffen van een zogenaamd “ballast water treatment system”. Blue Sea ontving daarvoor per e-mail op 14 februari 2019 een factuur. Op 19 juni 2019 heeft de rederij de vierde termijn van de koopprijs, een bedrag van USD 161.000,00, overgemaakt naar de in de factuur vermelde betaalrekening met een IBAN-rekeningnummer bij ING, onder vermelding van “Samsung Heavy Industries Co Ltd” als begunstigde.
Op 23 juli 2019 is ING door de Hamburg Commercial Bank AG in Hamburg, de bank van Blue Sea, erover geïnformeerd dat op 19 juni 2019 een bedrag van USD 161.000,00 is ontvangen op de ING-betaalrekening, waarvan de betaler heeft gesteld dat deze betaling niet was bedoeld voor dit rekeningnummer. In reactie op deze melding heeft ING onderzoek gedaan naar de transactie en heeft de betaalrekening, die op naam stond van Soreket BV uit Breda, op dezelfde dag geblokkeerd. De betaalrekening bleek toen echter al te zijn beëindigd. Blue Sea heeft bij de Griekse politie aangifte gedaan van de transactie. Uit onderzoek van Blue Sea is gebleken dat de e-mail geïnfecteerd is geraakt en er een nepbericht is verzonden met een e-mailadres dat een s te veel kent ten opzichte van het e-mailadres van Samsung. Blue Sea riep vervolgens bij de rechtbank Amsterdam zowel ING als Soreket en bestuurder en enig aandeelhouder Morge Holding van Soreket ter verantwoording over de verdwenen dollars.
Wwft-verplichting
De rechtbank overweegt allereerst dat, anders dan Blue Sea heeft betoogd, het niet zo is dat als ING een Wwft-verplichting schendt door geen passend cliëntenonderzoek te verrichten, hieruit volgt dat zij een op haar rustende (bijzondere) zorgplicht jegens derden heeft geschonden. Dit omdat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste zoals bepaald in artikel 6:163 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nu de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de door Blue Sea geleden schade. Ter toelichting verwijst de rechtbank in dit verband naar hetgeen zij in haar uitspraak van 9 mei 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:2985) in rechtsoverweging 4.2. heeft overwogen. De stellingen van Blue Sea die hierop zijn gebaseerd kunnen haar dan ook niet baten.
Hoge Raad over zorgplicht jegens derden
In deze zaak was ING de betaaldienstverlener van Soreket en niet van Blue Sea, zodat Blue Sea ten opzichte van ING is te kwalificeren als een derde. De rechter overweegt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad over de (bijzondere) zorgplicht jegens derden volgt dat de bank in dat soort gevallen niet zonder meer aansprakelijk is, maar pas wanneer zij over zodanige kennis beschikt of voor haar anderszins aanleiding bestaat dat zij in het belang van betrokken derden tot actie overgaat. Van de bank kan, buiten de gevallen van wetenschap of serieuze aanwijzingen voor onregelmatigheden, in principe niet worden verlangd dat zij (nader) onderzoek doet naar mogelijke fraude. Het moet gaan om “subjectieve wetenschap” bij de bank van ongebruikelijke activiteiten en van het daaraan verbonden gevaar (vgl. Hoge Raad 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399, Van den Berg).
Verplichting tot nader onderzoek alleen bij concrete aanleiding
De stellingen van Blue Sea komen erop neer dat ING de betaalopdracht eerst had behoren te controleren op onregelmatigheden voordat zij daaraan gevolg gaf. Daarmee miskent Blue Sea volgens de rechter dat op een bank in het algemeen niet de verplichting rust om alle betaalrekeningen die bij haar worden aangehouden doorlopend te controleren om ervoor te waken dat derden niet worden gedupeerd door het gebruik van deze rekeningen. Gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad ontstaat er pas een verplichting tot nader onderzoek als daarvoor een concrete aanleiding bestaat. Nu Blue Sea geen feiten en omstandigheden heeft gesteld en deze ook niet anderszins zijn gebleken waaruit volgt dat ING voorafgaand aan het uitvoeren van de betaalopdracht wist van ongebruikelijke activiteiten en van het daaraan verbonden gevaar, behoefde ING geen nader onderzoek te doen naar de betaalopdracht. Daarmee is niet komen vast te staan dat ING onzorgvuldig heeft gehandeld jegens Blue Sea, oordeelt de rechter.
ING niet aansprakelijk
Gelet op het voorgaande is ING niet aansprakelijk voor de door Blue Sea geleden schade. Dit betekent dat de vordering van Blue Sea ING te veroordelen om aan haar USD 161.000,00 te voldoen, niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Bij Soreket en Morge Holding is het een ander verhaal. Tegen de twee BV’s is verstek verleend. Het gevorderde richting de frauderende vennootschappen komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.