Casus Hoge Raad
Een in Nederland gevestigde vennootschap had producten ingekocht bij een groepsmaatschappij in Amerika en verkocht vervolgens aan een derde partij in Spanje. Vanwege financiële problemen bij de Spaanse vennootschap waardeerde het in Nederland gevestigde concern de handelsvorderingen op deze partij af. De gelieerde partij uit Amerika kocht naderhand alle aandelen in de Spaanse afnemer om te voorkomen dat het concern op geconsolideerd niveau verlies zou moeten opnemen. Tevens stelde de Amerikaanse partij zich garant voor de schulden van Spaanse vennootschap. Het in Nederland gevestigde concern meende dat de waardestijging van de vordering onbelast kon blijven, omdat de garantstelling binnen concern plaatsvond en niet op zakelijke motieven gebaseerd was. De Belastingdienst stelde zich op het standpunt dat de waardestijging van de vordering wel belast was.
Hof Amsterdam maakte conform de uitspraak van 18 april 2017 een splitsing in zakelijke en concernmotieven van de waardestijging als gevolg van de borgstelling. De advocaat-generaal vindt echter dat het hof de waardestijging niet had moeten splitsen. Zeker niet als het gaat om de waardestijging i.v.m. het financieel overeind houden van de Spaanse vennootschap. De A-G vindt dat het hof had moeten onderzoeken in hoeverre de voorwaarden van de garantstelling onzakelijk waren. De conclusie van de A-G van 18 februari 2018 is het opnieuw verwijzen van de casus door de Hoge Raad voor onderzoek naar welke garantie gegeven zou zijn in ongelieerde verhoudingen.
Gevolgen voor u
Er lopen veel discussies met de Belastingdienst over de zakelijkheid of onzakelijkheid van een lening. Bij een onzakelijke lening is een afwaardering niet aftrekbaar van de winst. Een vergelijkbare discussie doet zich voor bij garantstellingen: ook die kunnen onzakelijk zijn, waardoor de gevolgen zich niet in de belastbare winst afspelen. In deze situatie vindt het omgekeerde plaats: een opwaardering van een vordering door een garantstelling. Meestal is het voor belastingplichtige van belang om te betogen dat een lening/garantstelling zakelijk is; in deze casus betoogt belastingplichtige dat de garantstelling onzakelijk is. Dat is logisch want in dat geval blijft de waardestijging buiten de winst.
In de inmiddels omvangrijke jurisprudentie over de onzakelijke lening en garantstelling zijn ook enkele uitzonderingen geformuleerd. Zo is bijvoorbeeld geen sprake van een onzakelijke lening als tegelijkertijd een aandelenbelang in de schuldenaar wordt verworven.
Indien u wordt geconfronteerd met een discussie met de Belastingdienst over de vraag of een lening of garantstelling onzakelijk is, raden wij u aan om vrijblijvend contact met ons op te nemen. Wij kunnen in dat geval bekijken welke mogelijkheden uw situatie biedt. Ook als een lening of garantstelling onzakelijk blijkt te zijn, bestaan verschillende mogelijkheden om in die situatie een fiscaal zo gunstig mogelijke oplossing te vinden.