Rechtszaak 1: Vrijstelling overdrachtsbelasting bij ‘ruziesplitsing’
De casus uit de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:142, was als volgt. Een broer en zus hadden ieder 50% van de aandelen in een holding met daaronder een 100% dochter-BV. De verhouding tussen broer en zus werd dermate slecht dat een juridische splitsing de (enige) uitkomst leek te zijn. De overdracht van de diverse bestanddelen (aandelen, effecten en rekening-courant) ging gepaard met een verzoek om de (splitsings)vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Voor zowel de VPB- als de IB-heffing was de splitsing inmiddels goedgekeurd door de inspecteur.
Voor de overdrachtsbelasting werd de vraag voorgelegd of deze ruziesplitsing was ingegeven door zakelijke overwegingen. Volgens de rechtbank Gelderland was het doel van deze ruziesplitsing het opheffen van het bestuursvacuüm tussen broer en zus zodat de rekening-courantschuld van broer niet verder kon oplopen. De ruziesplitsing werd ingegeven door zakelijke overwegingen en werd vrijgesteld van overdrachtsbelasting, aldus rechtbank Gelderland.
Rechtszaak 2: Afsplitsing onzakelijk voor de overdrachtsbelasting
De casus uit de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch van 1 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4542, was als volgt. Twee holdings wilden aandelen in een dochter-BV verkopen aan een niet-gelieerde BV. De koper wilde echter niet alle onroerende zaken van de dochter-BV overnemen, waardoor gekozen werd voor een juridische afsplitsing. Echter, indien zo’n splitsing plaatsvindt met het oog om een aandelentransactie mogelijk te maken, dan blijft de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting achterwege. De vraag was of de afgesplitste dochtervennootschap overdrachtsbelasting diende te betalen vanwege de verkrijging van de onroerende zaken.
Door het verkopen van de aandelen binnen drie jaren na de afsplitsing vond de rechtbank dat de afsplitsing had plaatsgevonden op grond van onzakelijke motieven. Binnen de driejaarstermijn verschuift de bewijslast naar de belastingplichtige, echter belastingplichtige maakte de zakelijke motieven niet aannemelijk, aldus de rechtbank. In hoger beroep komt het hof tot dezelfde conclusie. Het hof voegt hieraan toe dat in de overeenkomst voor de verkoop van aandelen stond dat, ongeacht de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting, de koop toch doorgang zou vinden. De keuze voor afsplitsing is bedoeld om de afgesplitste BV onroerende zaken te laten verkrijgen zonder overdrachtsbelasting; van zakelijke motieven is dus geen sprake, aldus het hof.
Gevolgen voor de praktijk
Deze uitspraken wijzen weer op het belang van de motieven bij herstructurering. Hoewel in de eerste zaak de vrijstellingen voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting al waren gegeven, kent de overdrachtsbelasting een eigen toetsingskader. Er kan daarom niet op de toezeggingen van de Belastingdienst voor de andere belastingwetten worden vertrouwd. Daarnaast zijn er ook nog verschillen tussen de vrijstellingen in de overdrachtsbelasting voor herstructurering, splitsing en fusie. Soms kan dezelfde eindstructuur zonder overdrachtsbelasting worden bereikt, door een andere ‘weg’ te kiezen. Gezien het fiscale belang daarvan, is dat het waard om nader te onderzoeken.
Afsluitend
Wij hebben in eerdere berichtgeving al aangegeven dat het begrip ‘zakelijke overwegingen’ voor de fusievrijstelling voor de overdrachtsbelasting een strikte invulling kent. Uit bovenstaande uitspraken blijkt eens te meer dat er sprake is van diverse manieren van invullen van het begrip ‘zakelijke overwegingen’.
Wij raden daarom aan om elke herstructurering (zoals een juridische splitsing of fusie) door een fiscaal adviseur te laten beoordelen en, zo nodig, vooraf af te stemmen met de Belastingdienst. Op die manier kan discussie en mogelijke naheffingsaanslagen achteraf worden voorkomen.
Uiteraard kan ik u hierin begeleiden. Ik adviseer u graag welke fiscale route in uw situatie het beste resultaat oplevert
Wilt u meer weten? Neem dan gerust contact met mij op.