De wetgevende macht is druk bezig met de menselijke maat. Zie onder meer de diverse maatregelen die getroffen worden naar aanleiding van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag. Daarnaast is er door de Tweede Kamer ook nog een aantal moties over hetzelfde onderwerp aangenomen. De belangrijkste: houdt de belastingdienst voldoende oog voor schrijnende gevallen? Stel hiervoor een apart team in! En ook: onderzoek de solvabiliteitspositie van bedrijven. Goed zicht op hun schuldpositie is van belang! Aan goede wil bij de wetgevende macht is zo op het eerste gezicht geen gebrek.
In de uitvoering en bij de rechterlijke macht ligt dat in een aantal gevallen nog anders. Getuige de situatie waarbij een aangifte verzorgd is door een bureau dat klaarblijkelijk nogal eens ziektekosten uit de duim zuigt. Daar wordt een navorderingsaanslag opgelegd. Van belang is dat het aangiftejaar 2012 is en de navorderingsaanslag en de hele procedure gestart is in 2019. Hof Amsterdam erkent in de uitspraak van 11 mei 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1564, dat belastingplichtige zeer waarschijnlijk wel de kosten gehad heeft, maar dat hij ze niet kan bewijzen. En dat de bewijsnood voor diens rekening komt, ondanks het feit dat er geen bewaarplicht is. En uiteraard is de aangifte al vele jaren geleden afgedaan. Het lijkt me dat hier de menselijke maat noch bij de rechter noch bij de belastingdienst aan de orde is geweest.
In een andere uitspraak geeft het Hof Den Bosch bij uitspraak van 24 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1953, het voordeel van de twijfel aan de belastingplichtige. Letterlijk: “zo een andere lezing toch mogelijk zou zijn, dan is het hof van oordeel dat de bepaling, nu daar twijfel over is, moet worden uitgelegd in het voordeel van belanghebbende”. Hulde!
In een derde uitspraak van Rechtbank Gelderland van 22 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1349, aangaande een boetebeschikking wordt expliciet gesteld dat de menselijke maat dicteert dat een verdere verlaging van de boete noodzakelijk is.
Toch is het niet allemaal hosanna, gezien de vierde uitspraak. Een stichting doet in een aantal winstjaren aangifte vennootschapsbelasting. In een verliesjaar doet zij ook aangifte, maar vergeet om te vragen een aanslag op te leggen. Naderhand kan volgens Rechtbank Noord-Nederland van 18 juni 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2447, geen verliesverrekening plaatsvinden omdat er een nihilaanslag is opgelegd. Hier wordt de formele kant weer belangrijker geacht dan de menselijke maat.
In een andere oudere zaak laat Rechtbank Zeeland-West Brabant bij uitspraak van 17 december 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:5585, weten dat haar vonnis helaas niet anders kan. Wel geeft zij de belastingplichtige aan op welke wijze de discussie met de inspecteur kan worden gevoerd, zodat deze aan de rechter kan worden voor gelegd. Vervolgens laat de inspecteur zich van zijn goede kant zien door akkoord te gaan met een rechtstreeks beroep. Hierdoor kan de rechtbank alsnog een beroep in behandeling nemen tegen het besluit van de inspecteur.
Enig voorzichtig optimisme is dus op zijn plaats. Toch zien we de staatssecretaris zeggen dat pas per 1 januari 2024 een periodieke schenking niet langer afhankelijk van het leven hoeft te zijn (zie Kamerbrief van 29 juni 2021) . En dit is nog niet meer dan een streven. Dat bevreemdt weer, nu hiervoor in ieder geval geen automatiseringsperikelen gelden. Dus we zijn er nog niet!
Bron: Belasting_Magazine #6, september 2021