De feiten in het HvJ-arrest 10 juli 2019 op een rij
In het onderhavige geval voerde Ceva Freight Holland B.V. (hierna: Ceva) zogenoemde mediaspelers in. In de douaneaangifte moet altijd de douanewaarde worden opgegeven, omdat dit de maatstaf van heffing is voor de heffing van douanerechten. Ceva had in dit geval de keuze om ofwel de (hogere) verkoopprijs van de importeurs aan haar afnemers in de EU als maatstaf te hanteren, ofwel de eerdere in de verkoopketen tot stand gebrachte (lagere) verkoopprijs van de producent aan de importeurs. Omdat het douanetarief voor mediaspelers volgens Ceva 0% was – en daaruit volgde dat de waarde (hoogte van de verkoopprijs) dus niet relevant was voor de hoogte van de douanerechten – had zij de hogere verkoopprijs in de douaneaangifte vermeld.
Naar aanleiding van een latere controle door de douane werd Ceva alsnog geconfronteerd met een forse navordering van douanerechten. Volgens de douane was het douanetarief voor mediaspelers namelijk niet 0% maar 13,9%.
Achteraf gezien was het voor Ceva dus toch gunstiger geweest om in de douaneaangifte de lagere verkoopprijs (van de producent aan de importeur) als douanewaarde op te geven.
Uitleg door HvJ EU
Het Communautair Douanewetboek (CDW) bood destijds in artikel 78, lid 3 de mogelijkheid om een douaneaangifte te kunnen herzien, maar dan moest volgens deze bepaling wel sprake zijn van het hanteren van “onjuiste of onvolledige gegevens” in de aangifte.
Ceva verzocht daarom aan de douane om de douaneaangiften overeenkomstig artikel 78, lid 3 CDW te herzien, omdat zij meende – door te kiezen voor de hogere douanewaarde – “onjuiste of onvolledige gegevens” te hebben gebruikt.
Het HvJ EU heeft in het arrest van 10 juli 2019, nr. C-249/18 (Ceva Freight Holland B.V.) duidelijkheid gegeven over de toepassing van artikel 78 CDW.
Het Hof geeft aan dat in artikel 78, lid 3 CDW geen onderscheid wordt gemaakt tussen fouten of vergissingen die wél en andere die niet kunnen worden rechtgezet. De bewoordingen “onjuiste of onvolledige gegevens” in die bepaling moeten dan ook zo worden uitgelegd dat daaronder zowel materiële fouten of vergissingen als een onjuiste uitlegging van het toepasselijke recht vallen. Zie in dit verband ook het arrest van het HvJ EU van 20 oktober 2005, Overland Footwear, C-468/03, EU:C:2005:624, punt 63.
In de onderhavige zaak oordeelt het Hof dat Ceva weliswaar een correcte douanewaarde heeft toegepast (de hogere verkoopprijs kon immers dienen als douanewaarde), maar dat zij niettemin – door het hanteren van het onjuiste douanetarief van 0% – het toepasselijke recht onjuist had uitgelegd. Als gevolg hiervan heeft zij de hogere douanewaarde in de aangifte gebruikt. De hogere transactiewaarde kan dus worden aangemerkt als een “onjuist gegeven” waardoor de aangifte kan worden herzien.
Herziening in Douanewetboek van de Unie
In de thans van toepassing zijnde douanewetgeving, het Douanewetboek van de Unie (voor 1 mei 2016 het Communautair Douanewetboek), is de mogelijkheid om de douaneaangifte te herzien, anders geformuleerd dan voorheen in het CDW. Overeenkomstig artikel 173, lid 3 DWU kan herziening binnen drie jaar na het doen van de douaneaangifte plaatsvinden, indien de aangever daarmee “zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen”. Een bepaling die niet uitblinkt in duidelijkheid en waarvan de reikwijdte op dit moment niet duidelijk is. Wij kunnen ons voorstellen dat hierover ook vragen aan het Hof van Justitie zullen worden gesteld. En zo zijn er meer douanebepalingen in het Douanewetboek van de Unie die de komende periode om uitleg vragen.
Wij verwachten dan ook dat het Hof van Justitie (ook) de komende jaren druk zal zijn met het beantwoorden van vragen van nationale rechters over de uitleg van Europese wetgeving.
Ook wij voeren met regelmaat procedures over de uitleg van douanewetgeving. Heeft u hierover vragen? Neem dan contact met mij op.