Op 3 juni 2022 schreef onze staatssecretaris zijn brief aan de Tweede Kamer omtrent de fiscale beleids- en uitvoering agenda. Een must als je als adviseur wil weten wat je te wachten staat. Een uitvoerig maar leesbaar stuk. Dat wil overigens niet zeggen dat je het eens moet zijn met de keuzes die daar gemaakt worden en/of de motivering daarvan. En dan is er nog de innerlijke tegenstrijdigheid.
Een voorbeeld is het afschaffen van de middelingsregeling. In het coalitieakkoord opgenomen als vereenvoudigingsmaatregel, vanuit de gedachte dat er nog maar één tarief is. Klaarblijkelijk is dat al losgelaten omdat nu wordt gesteld dat de middelingsregeling geen effect heeft bij wisselende inkomens die beneden de € 70.000 blijven. Toch is juist de middelingsregeling bij uitstek geschikt om mensen die een vergoeding krijgen voor gemist inkomen over een langere periode nog enigszins tegemoet te komen. Hadden zij dat inkomen jaarlijks ontvangen, dan waren ze veel minder belasting kwijt geweest. Niet alleen als gevolg van een lager tarief, maar ook doordat ze jaarlijks van heffingskortingen profiteren, die allemaal meebewegen met het inkomen. Dat geldt ook voor de toeslagen. O nee, die werken allebei de andere kant op! En dan zie je direct dat de complexiteit er toe leidt dat uitkomsten nogal eens contra intuïtief kunnen zijn.
Dat zie je ook als je berekeningen gaat maken van het nieuwe Box 3 regime. Zo op het eerste gezicht lijkt het meer aan te sluiten op de werkelijke rendementen. Totdat je bij een aantal klanten gaat rekenen en dan vallen er toch een paar dingen op. Zoals bijvoorbeeld de niet-bancaire lening. Daar geldt een fictief rendement van ruim 5% voor, tenminste als je die verstrekt. Als je hem gekregen hebt, is er een fictief rendement van negatief ruim 2%. Ofwel aan je familie of vrienden een lening verstrekken tegen een redelijke rente wordt kostbaar. Dat geldt overigens voor iedere lening die je afsluit zonder hypothecaire zekerheid. Daarvan ligt de rente vaak een stuk hoger dan de ruim 2% waar tegen je die mag aftrekken.
Een innerlijke tegenstrijdigheid is dat als er maar één belastingtarief is, er toch op allerlei manieren getracht zal worden (en veelal terecht) om mensen met een kleinere beurs tegemoet te komen. Met bijvoorbeeld heffingskortingen, aftrekposten, toeslagen, subsidies, enzovoort. Met andere woorden, misschien dat de ene regeling enigszins minder ingewikkeld wordt, het geheel zal niet minder (eerder meer) complex worden. De gedachte dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen is wellicht als politiek dogma los gelaten, de economische werkelijkheid is toch dat naarmate het inkomen toeneemt, dit ook moet gelden voor de te betalen belasting, zowel in absolute als in procentuele zin. De begroting van ons land is aanzienlijk.
Kortom, er is geen makkelijke weg naar vereenvoudiging, er zijn teveel compenserende regelingen. Kan je het niet meer krijgen via de ene regeling, dan haal je het via de andere regeling, waarna de volgende regeling daar weer een deel van terugneemt. Kon je vroeger alles uitrekenen op de achterkant van een bierviltje, nu is een uitgebreid rekenprogramma een eerste vereiste.
Bron: Belasting Magazine juni 2022