Hoe werkt het nieuwe systeem in 2023 en 2024?
Het nieuwe systeem is gebaseerd op de forfaitaire spaarvariant uit het rechtsherstel, met dien verstande dat tot en met 2022 de heffing niet hoger kan worden dan het oude box 3 systeem. Vanaf 2023 zal voor sommige groepen de belastingdruk juist stijgen. De forfaitaire spaarvariant werkt met een forfaitair vastgesteld rendement uit drie categorieën vermogensbestanddelen: voor spaargeld, schulden en overige bezittingen. Deze forfaits worden toegepast op de werkelijke vermogensmix van belastingplichtigen. Voor het belastingjaar 2021 is het rendement op het spaardeel vastgesteld op 0,01%, voor schulden op 2,46% en voor de overige bezittingen op 5,69%. Voor 2022-2024 zullen deze forfaits apart worden vastgesteld, maar zullen waarschijnlijk niet veel afwijken. Er wordt nog steeds gewerkt met 1 peildatum, namelijk 1 januari. Hierbij bestaat een reëel risico voor vermogensmixarbitrage. Hiermee wordt bedoeld, het vlak voor peildatum schuiven met vermogen van de ene categorie naar de andere, om op die manier inkomstenbelasting te besparen. In de huidige Wet inkomstenbelasting wordt boxenarbitrage bestreden, maar voor vermogensmixarbitrage zijn er nog geen voorstellen. Dit zou binnen het systeem ook erg complex worden. Dit biedt echter kansen om de belastingdruk in box 3 aanzienlijk te verlagen. Twee voorbeelden verduidelijken dit. Gemakshalve pakken we de rendementen van 2021 en een heffingsvrij vermogen van € 50.000.
Voorbeeld beleggingen niet verkopen
Belastingplichtige heeft geen partner, € 50.000 spaargeld, € 350.000 beleggingen. Hij heeft dan spaargeld en overig vermogen op de peildatum (1-1-2023).
Dan moeten we het heffingsvrij vermogen naar rato toerekenen en vervolgens moeten we het forfaitaire rendement uitrekenen:
Spaardeel: (€ 50.000 – € 6.250) * 0,01% = € 4
Beleggingsdeel: (€ 350.000 – € 43.750) * 5,69% = € 17.426
Totaal inkomen in box 3 = € 17.430 wat een heffing geeft van € 5.403 (31%)
Voorbeeld beleggingen verkopen
Belastingplichtige heeft geen partner, € 50.000 spaargeld, € 350.000 beleggingen. Echter op 27 december 2022 besluit hij al zijn beleggingen te verkopen. Op 1-1-2023 bestaat zijn vermogen enkel uit spaargeld.
Als we uitgaan van de percentages van 2021, dan is zijn belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 2023 : (€ 400.000 – € 50.000 heffingsvrijvermogen) * 0,01% = € 35.
Dat geeft een belastingheffing van € 11 (31%).
Niets weerhoudt belastingplichtige ervan om vervolgens op 2 januari weer aandelen te kopen.
Flinke besparing, maar let op transactiekosten
Een verkoop voor de peildatum kan dus aanzienlijk schelen in de belastingheffing. In het bovenstaande voorbeeld meer dan € 5.000. Overigens moet je natuurlijk wel de transactiekosten (verkoopkosten, aankoopkosten en stalling op meerdere bankrekeningen) van een dergelijke handeling meenemen. Meestal zijn die transactiekosten tussen de 0,2% en 1% afhankelijk van het type financieel product. Dan zal tijdige omzetting naar spaargeld vaak voordelig zijn. Bij vastgoed is dit dankzij de overdrachtsbelasting uiteraard geen geschikte besparingsmogelijkheid.
Het is nog even afwachten of er in de spoedwetgeving voor 2023 en 2024 er inderdaad geen effectieve maatregelen komen om vermogensmixarbitrage tegen te gaan. Mocht dit inderdaad niet het geval zijn, dan zijn er zeer interessante mogelijkheden om de belasting in box 3 te drukken.
Een goede fiscaal adviseur kan uw fiscale en financiële situatie in kaart brengen, zodat een passend advies kan worden opgesteld.
Graag help ik u hierbij. Voor vragen kunt u contact met mij opnemen.