Volgens art. 220a van de gemeentewet dient een onroerende zaak tot woning indien de waarde daarvan in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Zo niet, dan is de onroerende zaak een niet-woning. Het onderscheid ‘woning’ – ‘niet-woning’ is van belang voor de heffing van OZB: in nagenoeg alle gemeenten is het OZB-eigenarentarief voor woningen lager dan voor niet-woningen.
En bovendien: van woningen wordt geen OZB-gebruikersbelasting geheven en van niet-woningen wel (althans in vrijwel alle gemeenten).
Is een bouwperceel waarop een woning zal worden gebouwd nu een woning of een niet-woning?