Intensivering opsporing van belastingontduikers
In zijn brief van 18 september 2018 (2018-0000158109) informeert Staatssecretaris Menno Snel de Tweede kamer dat € 17 miljoen extra wordt uitgetrokken voor het opsporen van belastingontduikers en witwassers. In de brief wordt niet expliciet genoemd welke projecten met dit geld worden bekostigd. In de praktijk valt het op dat de Belastingdienst bijzonder veel aandacht heeft voor de fiscale woonplaats dan wel vestigingsplaats van belastingplichtigen. Door bijzondere aandacht te vestigen op de woonplaats en/of vestigingsplaats van belastingplichtigen, lijkt de Belastingdienst een nieuw hoofdstuk te willen toevoegen aan de jacht op belastingontduikers en witwassers. Deze nieuwe stappen zijn daarmee een uitvloeisel van de eerder genomen maatregelen naar aanleiding van de Panama Papers.
Vragenbrieven Belastingdienst aan privépersonen
De afgelopen jaren hebben verschillende spraakmakende zaken de revue gepasseerd. Uit deze zaken valt op te maken dat de Belastingdienst bereid is om verregaande maatregelen te nemen om de waarheid boven tafel te krijgen. Zo wordt veelvuldig gevraagd om: mobiele telefoongegevens om te peilen in welk land u vooral bent verbleven, energie- en waterrekeningen en informatie over abonnementen bij bijvoorbeeld de sportschool. Eind 2018 ging de Belastingdienst zelfs zover dat een kort geding werd aangespannen tegen Stichting Museumkaart, om gegevens van een museumjaarkaarthouder te krijgen. Die zaak werd door de Belastingdienst nog gewonnen ook (ECLI:NL:RBAMS:2018:8138). Verder doet de Belastingdienst ook aan waarneming te plaatse. Met al deze informatie probeert de Belastingdienst te bewijzen dat de persoon in kwestie in Nederland woont.
Vragen Belastingdienst aan vennootschappen
De plaats waar een vennootschap is gevestigd, is de plaats waar de werkelijke leiding over die vennootschap wordt uitgevoerd. Vroeger kon het formele bestuur dan in het buitenland gezeteld zijn en tekende de uiteindelijke gerechtigde de belangrijke besluiten in het buitenland. Tegenwoordig zijn deze regels aangescherpt.
De substance-eisen zijn door de jaren heen zwaarder geworden. Dit betekent dat bijzondere eisen worden gesteld aan de kantoorruimte en de kwaliteit, kennis, kunde en het salaris van personeel. Het minimumsalaris is bijvoorbeeld gesteld op € 100.000 per jaar. Zie verder daarover de brief van de Staatssecretaris van 2 november 2017 (2017-0000210453).
Welke risico’s loopt u?
Door de fiscus wordt al gauw het standpunt ingenomen dat een buitenlandse structuur is gebruikt om vermogen actief te verhullen. Volgens de Belastingdienst is het dan ook gerechtvaardigd om een boete op te leggen. Ook kan uw zaak worden overgedragen aan de FIOD voor strafrechtelijke vervolging.
Belastingdienst moet bewijzen
Voor de opbouw van het dossier is de Belastingdienst in zekere zin ook afhankelijk van u als belastingplichtige. De wet biedt daarom de Belastingdienst de mogelijkheid om belastingplichtigen vragen te stellen en om stukken op te vragen. Deze vragen mogen echter pas worden gesteld indien men een aanknopingspunt heeft op basis waarvan men in redelijkheid kan vermoeden dat mogelijk sprake is van belastingplicht in Nederland. De Belastingdienst zal dus eerst moeten bewijzen dat zo’n aanknopingspunt bestaat, voordat informatie wordt verstrekt.
Let op wat u aanlevert aan de Belastingdienst
De beginfase van een onderzoek naar de fiscale woonplaats of vestigingsplaats is van cruciaal belang. U zult zich eerst moeten afvragen of u überhaupt de vragenbrief van de Belastingdienst dient te beantwoorden. Vervolgens is het van belang om alleen die informatie aan te leveren waarop de Belastingdienst recht heeft. Daarbij is het goed om te weten dat alle informatie die u aanlevert, ook tegen u kan worden gebruikt. Zo zou deze informatie door de Belastingdienst ook kunnen worden gebruikt om een hogere vergrijpboete te onderbouwen. Een uitgebreide brief waarin wordt betoogt dat de woonplaats of vestigingsplaats niet Nederland is, is in veel gevallen niet de juiste strategie.
Bedenk goed, gegeven informatie blijft gegeven. Wordt in het begin onterecht of te veel informatie verstrekt, dan is het lastig daar achteraf nog over te klagen. Laat u zich bovendien ook niet verleiden door de veel gehoorde opmerking: “maar u heeft toch niets te verbergen?”. Dit kan niet de grondslag zijn voor een woonplaatsonderzoek.
Kortom, het is van groot belang dat u vanaf het begin goed wordt begeleid of verdedigd. Dit kan tot een wezenlijk andere uitkomst leiden in uw zaak. Heeft u vragen, neem dan gerust contact met mij op.
In samenspraak met mr. M. van Leeuwen van FT Advocaten tot stand gekomen