Het standpunt van de Belastingdienst is naar onze mening te rigide. Volgens ons biedt de wet ruimere mogelijkheden voor de toepassing van een btw-vrijstelling voor de medische laboratoria, zoals het klinisch chemisch, microbiologisch of een pathologie lab. Dit is met name van belang voor laboratoria die wel winst (willen) beogen en/of uitkeren aan de leden of aandeelhouders. Hierna een korte toelichting.
De btw-wetgeving kent een aantal vrijstellingen waarop de gezondheidszorg een beroep kan doen. Hiervoor geldt onder meer de vrijstelling voor het verzorgen en verplegen van in een inrichting opgenomen personen (artikel 11.1.c Wet OB), de vrijstelling voor ziekenhuizen, poliklinieken en dergelijke inrichtingen (artikel 11.1.f Wet OB) en de vrijstelling voor het verlenen van zorg door medische beroepsbeoefenaren met een voltooide Big-gereguleerde opleiding of opleiding van vergelijkbaar niveau (artikel 11.1.g Wet OB). Alleen voor deze laatste vrijstelling (artikel 11 1 g Wet OB) is het hebben van een winstoogmerk niet relevant. Het is dus voor winstbeogende laboratoria van belang of ook een beroep kan worden gedaan op de vrijstelling voor zorgverlening door medische beroepsbeoefenaren.
In dat kader is ten eerste van belang om vast te stellen dat de medische diagnostiek voor de btw wordt aangemerkt als zorg. Ten tweede wordt deze diagnostiek doorgaans uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een patholoog, medisch microbioloog of een klinisch chemicus. Voor klinisch chemici geldt dat zij niet allemaal een Big-gereguleerde opleiding hebben voltooid. Omdat een aantal klinisch chemici een vooropleiding heeft gehad als arts, kan deze beroepsgroep naar onze mening ook een beroep doen op deze vrijstelling.
In principe lijkt hiermee te zijn voldaan aan de cruciale voorwaarden voor de vrijstelling van 11 1 g. De Belastingdienst stelt echter dat een laboratorium kwalificeert als een inrichting en een inrichting kan volgens de Belastingdienst geen gebruikmaken van 11 1 g en moet terugvallen op de vrijstellingen waarvoor een winstoogmerk moet ontbreken. De Belastingdienst baseert haar standpunt op een tweetal uitspraken van het Hof van Justitie (L.u.P en Peters). Hierin staat vermeldt dat 11 1 c/11 1 f van toepassing is op in een inrichting verleende diensten en 11 1 g op de diensten die daarbuiten worden verleend op het particuliere adres van de zorgverstrekker dan wel thuis bij de patiënt of op elke andere plaats. Omdat de diensten van het lab binnen het organisatorisch verband van de inrichting worden verricht, kan 11 1 g daarmee niet meer van toepassing zijn.
Dit is echter een zeer beperkte uitleg van de uitspraken van het Hof van Justitie. In de uitspraken staat namelijk ook dat “het beginsel van fiscale neutraliteit niet wordt geëerbiedigd indien voor medische diensten een regeling geldt die verschilt naar gelang de plaats waar zij worden uitgevoerd, terwijl de kwaliteit ervan, gelet op de opleiding van de betrokken dienstverleners, gelijkwaardig is”. Daarnaast geeft het Hof van Justitie aan dat dienstverleners die niet aan de voorwaarden van 11 1 c of 11 1 f voldoen, principieel niet zijn uitgesloten van artikel 11 1 g. Tot slot staat in de uitspraak dat 11 1 g van toepassing kan zijn “op elke andere plaats”. Van deze elke andere plaats is “de inrichting” wat ons betreft niet uitgesloten.
Wij zijn van mening dat het standpunt van de Belastingdienst over het niet kunnen toepassen van 11 1 g Wet OB in strijd is met deze uitspraken van het Hof van Justitie. Ook een commercieel lab, onder leiding van een klinisch chemicus, patholoog of microbioloog, moet volgens ons gebruik kunnen maken van de btw-vrijstelling. Wij vrezen echter dat de Belastingdienst dit standpunt alleen bevestigt als de Belastingdienst daartoe wordt gedwongen door een rechter. Of de politiek moet in actie komen om de btw-vrijstelling voor commerciële labs ook toe te staan. De politiek wil immers ook graag een verzelfstandiging van medische laboratoria. Btw-heffing helpt daar niet bij en maakt de zorg alleen maar duurder.