In 2017 heeft er een kleine aanpassing plaatsgevonden, waarbij er een progressief tarief in box 3 is ingevoerd. Maar ook deze heffing sluit te weinig aan bij de realiteit.
Twee jaar later heeft de toenmalige staatssecretaris Snel in september 2019 nog een voorstel gedaan, waarbij spaartegoeden grotendeels werden ontzien. Dit voorstel heeft het niet gehaald als wetsvoorstel, wederom omdat de forfaitaire rendementen niet aansloten bij de praktijk.
In het Belastingplan 2021 is nu een ander voorstel gedaan om op korte termijn tegemoet te komen aan de wensen van veel spaarders en mensen met kleinere vermogens. Het voorstel is om het heffingsvrije vermogen van € 30.846 naar € 50.000 te verhogen. Voor fiscale partners wordt dit bedrag verdubbeld.
Per saldo zullen belastingplichtigen met vermogens tot € 220.000 (voor fiscale partners tot € 440.000) erop vooruitgaan door deze maatregel.
Dat klinkt allemaal erg goed! Ook omdat de overheid verwacht dat door deze aanpassing waarschijnlijk 1 miljoen belastingplichtigen niet langer box 3-belasting verschuldigd zijn.
Niet voor toeslagen
Echter, in hetzelfde voorstel wordt vermeld dat deze aanpassing niet geldt voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals bijvoorbeeld de huurtoeslag en de eigen bijdrage voor WLZ-inrichtingen!
Met andere woorden: voor de berekening van de hoogte van deze toeslagen blijft de ‘oude’ box 3-grens van € 30.846 gehandhaafd! Dus we krijgen er weer een vermogensgrens bij.
Leuker kunnen ze het niet maken. Makkelijker ook niet.
Je bent nu gewaarschuwd: zorg dat je beneden de vermogensgrenzen blijft van de verschillende toeslagen.
De verkoop van een eigen woning kan bijvoorbeeld een aanzienlijke verlaging van de toeslagen betekenen, omdat de gelden die daarmee vrij komen belastbaar zijn in box 3.
Heeft u vragen hierover, neem dan gerust vrijblijvend contact met mij op.