In mijn publicatie van 7 september 2018 ben ik uitgebreid ingegaan op het onderwerp 'op de zaak betrekking hebbende stukken'. Ik besprak daar onder andere het overzichtsarrest van 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672. Dit betekent dat eerdere arresten van de Hoge Raad over dit onderwerp zijn ingehaald. De daarna verschenen arresten (o.a. die van 17 augustus 2018) gelden als verbijzondering. Zo ook het arrest dat hierna wordt besproken (Hoge Raad, 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1863).
De casus van het arrest van 5 oktober 2018
Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken (i.v.m. moord) komt de naam van belanghebbende naar voren. Naar aanleiding van deze onderzoeken hebben de Politie, het Openbaar Ministerie, de FIOD/ECD en de Belastingdienst samenwerkingsafspraken gemaakt. Enkele ambtenaren van de Belastingdienst (hierna: de BD-medewerkers) zijn in dit verband ontheven van hun geheimhoudingsplicht. Deze BD-medewerkers hebben gedurende juni 2004 tot en met februari 2006 aan de strafrechtelijke onderzoeken meegewerkt en hadden daarbij toegang tot alle door de politie verzamelde gegevens.
Uit alle beschikbare informatie hebben de BD-medewerkers uiteindelijk stukken met fiscale relevantie geselecteerd. De officier van Justitie (hierna: OvJ) heeft deze stukken ook vrijgegeven voor fiscaal gebruik. Aan de hand van deze stukken zijn (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 tot en met 2005 opgelegd aan belanghebbende. Daarbij zijn alleen de door de OvJ vrijgegeven stukken aan belanghebbende overhandigd.
Belanghebbende heeft voor het Gerechtshof gesteld dat ook de stukken die niet door de BD-medewerkers zijn geselecteerd tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren en moeten worden overgelegd.
Het Gerechtshof heeft die stelling gevolgd en geoordeeld dat, indien de stukken geen rol hebben gespeeld in de besluitvorming, de inspecteur dat aannemelijk moet maken. Dat is de inspecteur niet gelukt. Aan het niet overleggen van de stukken heeft het Gerechtshof verder geen gevolgen verbonden.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Gerechtshof dat de stukken die niet door de BD-medewerkers zijn geselecteerd (maar wel zijn ingezien) als op de zaak betrekking hebbende stukken moeten worden aangemerkt.
Ik denk dat het voor een inspecteur, die strafdossiers heeft mogen inzien, zeer lastig is om met deze informatie (on)bewust geen rekening te houden in een parallel lopende belastingzaak. Niets menselijks is hem, in die zin, vreemd. Ik kan mij daarom ook geheel vinden in het oordeel van de Hoge Raad.
Wat betekent dit voor de praktijk?
De kracht van de boodschap zit hem in de herhaling. In deel I schreef ik al dat u alert moet zijn dat 'alle' op de zaak betrekking hebbende stukken worden overgelegd. Alleen met alle stukken kan pas goed en volledig verweer worden gevoerd. Worden stukken onterecht achtergehouden, dan kan een voorlopige voorziening worden gestart. Dit is een procedure bij de rechtbank om alsnog de beschikking te krijgen over de ontbrekende stukken.
In samenspraak met mr. M. van Leeuwen van FT Advocaten tot stand gekomen