Er zijn twee soorten informatieverplichtingen: een actieve en een passieve. Bij een actieve informatieverplichting moet de belastingplichtige zelf informatie verzamelen en overleggen wanneer de inspecteur hierom vraagt. Bij een passieve informatieverplichting moet de belastingplichtige boeken, bescheiden en andere gegevensdragers beschikbaar stellen wanneer de inspecteur hierom vraagt. De informatieverzoeken van de inspecteur mogen echter niet leiden tot fishing expeditions (vragen in het wilde weg).
De informatieplicht van de belastingplichtige bestaat voor informatie die van belang kan zijn voor de belastingheffing. Indien de informatie niet bestaat of de belastingplichtige, ook na inspanning, niet over die informatie beschikt, zal dit normaliter niet worden gezien als een schending van de informatieplicht.
Het komt geregeld voor dat de inspecteur na zijn informatieverzoeken op grond van artikel 47 AWR niet de (gewenste of verzochte) informatie verkrijgt. Normaliter legt de inspecteur dan een informatiebeschikking op en volgt daarna veelal een fiscale procedure over de rechtmatigheid van die informatieverzoeken. Echter, in dergelijke gevallen wil de inspecteur ook nog wel eens het civiele recht in zetten. De inspecteur start dan een kort geding waarbij aan de civiele kortgedingrechter verzocht wordt om de (vermoedelijke) belastingplichtige op straffe van (soms aanzienlijke) dwangsommen te verplichten om alsnog binnen een bepaalde termijn de verzochte informatie aan te leveren. Een dergelijke vordering in kort geding wordt regelmatig toegewezen. De vordering tot het verstrekken van informatie moet dan wel onderbouwd worden en er mag geen sprake zijn van fishing expeditions.
Recentelijk heeft de kort geding rechter van de rechtbank Gelderland, namelijk de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 1 december 2022, C/05/406953 (ECLI:NL:RBGEL:2022:7211), geoordeeld in een zaak waarbij de inspecteur vorderde dat de (vermoedelijk) belastingplichtige op straffe van dwangsommen aan de informatieverzoeken van de inspecteur meewerkt.
In deze zaak ging het om een voormalige nertsenfokker die verschillende bankrekeningen bij de Banque et Caisse dÉpargne de l’Etat (BCEE) in Luxemburg bleek te hebben (aangehouden). Toen de inspecteur hem daar vragen over stelde, weigerde de nertsenfokker te antwoorden omdat hij zich daarmee mogelijk zou incrimineren. De nertsenfokker kreeg vervolgens een informatiebeschikking voor (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2019 die de inspecteur wilde opleggen. De inspecteur legde al wel een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor 2007 op met een vergrijpboete.
Toen de nertsenfokker bleef weigeren om de gevraagde informatie te verstrekken, spande de Belastingdienst (althans de Staat der Nederlanden is dan procespartij) een kort geding aan waarbij gevorderd werd dat de nertsenfokker alsnog aan zijn informatieverplichtingen zou voldoen. Van belang is dat de Belastingdienst enerzijds vorderde dat bepaalde concrete vragen worden beantwoord en bepaalde concrete informatieverzoeken worden nagekomen. Anderzijds vorderde de Belastingdienst dat belastingplichtige meer in het algemeen volledig en onvoorwaardelijk mee moet werken aan (nog te volgen) informatieverzoeken.
De kortgedingrechter van rechtbank Gelderland overwoog allereerst dat sprake was van een voldoende spoedeisend belang vanwege het mogelijk verstrijken van termijnen voor het opleggen van een aanslag. Het stond voor de rechtbank vast dat in dit geval de informatieplicht inderdaad bestond. De kortgedingrechter oordeelde vervolgens dat de Belastingdienst een gerechtvaardigd belang had bij de gevorderde informatie en inlichtingen om te voorkomen dat aanslagtermijnen verstreken en alleen op basis van een schatting zou moeten worden nagevorderd.
De kortgedingrechter oordeelde dat de vordering van de Belastingdienst toewijsbaar was voor zover de vordering zag op de concreet gevraagde stukken. Het gaat dan om stukken waarvan niet kon worden uitgesloten dat deze, met enige inspanning (via derden), alsnog konden worden verkregen en ook niet kon worden uitgesloten dat die stukken relevant konden zijn voor de belastingheffing van de nertsenfokker. De meer algemene vordering dat de nertsenfokker (op straffe van een dwangsom) volledig en onvoorwaardelijk moest meewerken aan het verstrekken van de gevraagde gegevens en inlichtingen, wees de kortgedingrechter af omdat deze te algemeen en te onbepaald geformuleerd was. Toewijzing daarvan zou immers betekenen dat de Belastingdienst ongebreideld en onbegrensd informatie kon opvragen bij belastingplichtigen op straffe van een dwangsom.
De nertsenfokker kreeg van de kortgedingrechter twee weken de tijd om de gevraagde informatie over concreet gevraagde stukken alsnog te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 15.000 per dag met een maximum van € 350.000.
Belang voor de praktijk
Met de uitspraak van de rechtbank Gelderland wordt de (vermoedelijke) belastingplichtige eraan herinnerd dat het belangrijk is om te voldoen aan informatieverplichtingen van de Belastingdienst. Het niet voldoen aan informatieverzoeken kan leiden tot sancties. De informatieverzoeken moeten dan wel concreet zijn en de verzoeken moeten dan wel concrete stukken betreffen waarvan niet kon worden uitgesloten dat ze relevant zijn voor de belastingheffing. Als de belastingplichtige dan toch weigert om de gevraagde informatie te verstrekken, kan de Belastingdienst een kort geding aanspannen om alsnog informatie af te dwingen. De Belastingdienst kan echter niet onbeperkt informatie opvragen bij belastingplichtigen. Ook de kortgedingrechter werkt niet, zonder meer, mee aan dergelijke vorderingen van de Belastingdienst waarbij ook forse dwangsommen worden gevorderd. De vordering moet onder meer voldoende concreet en bepaald zijn.
Bron: Uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 december 2022, C/05/406953 (ECLI:NL:RBGEL:2022:7211).