In een uitspraak van Rechtbank Gelderland van 22 december 2020 speelde het volgende. Een man-vrouw-firma leed in 2018 een verlies van € 120.000 (afgerond). Via de carry back (recht op verliesverrekening tot 3 jaar terug) werd hun inkomen in 2015 op nihil gesteld. Echter, deze beschikkingen werden niet gelijktijdig verleend. Eerst werd de aangifte van de man geregeld. Er volgde een teruggaaf en uitbetaling van de gecombineerde heffingskorting (omdat zijn vrouw op papier nog belasting was verschuldigd in 2015) op 21 augustus 2019. Een paar maanden later volgde de afwikkeling van de aangifte van de echtgenote.
Vervolgens legde de Belastingdienst in januari 2020 een navorderingsaanslag op voor de ten onrechte uitbetaalde gecombineerde heffingskorting. De belastingrente is berekend over het bedrag van € 4.423 over de periode van 1 juli 2016 tot en met 16 februari 2020.
De Belastingdienst zag geen reden om de belastingrente te verminderen, omdat dit zou volgen uit het systeem van de wet.
In strijd met het evenredigheidsbeginsel
De rechter oordeelde echter dat het aanzienlijke rentenadeel dat ontstaat door de keuze van de Belastingdienst tot gescheiden behandelen van aangiftes en het alvast uitbetalen van een bedrag (waarom eiser niet heeft gevraagd!), volledig voor rekening van de belastingplichtige te laten komen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Er was ook geen enkele mogelijkheid voor de belastingplichtige om in te grijpen. Daarom wordt er een vermindering van de belastingrente verleend over de periode 1 juli 2016 tot 21 augustus 2019. De rechtbank ziet geen aanleiding om de belastingrente over de periode van 21 augustus 2019 tot en met 16 februari 2020 te verminderen, omdat de belastingplichtige in die periode feitelijk de beschikking heeft gehad over de teruggaaf.
Wat betekent deze uitspraak voor een eenmanszaak?
Gesteld dat de belastingplichtige in dit voorbeeld geen VOF zou zijn, maar een eenmanszaak zou drijven. Dus dat de heffingskorting in 2015 was uitbetaald aan zijn partner in plaats van in 2019. Volgens de redenering van de Rechtbank zou in dat geval geen vermindering van de belastingrente volgen, omdat de belastingplichtige in die periode feitelijk de beschikking heeft gehad over de teruggaaf.
De vraag is of dat terecht is. Immers: de rechtsgrond voor de belastingteruggaaf doet zich voor in 2018 en niet in 2015. Het is daarom vreemd dat de belastingrente gaat lopen vanaf 1 juli 2016. Op dat moment was het volledig terecht dat de belastingteruggaaf is uitbetaald.
In de Memorie van Toelichting is over de renteregeling in het Belastingplan 2012 het volgende opgenomen: “Kort en goed komt de nieuwe regeling erop neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belanghebbende te betalen bedrag door toedoen van die belanghebbende te lang op zich laat wachten. Het probleem met de verliesverrekening is nu juist dat uit het systeem van de wet volgt dat de belastingplichtige een volledige belastingteruggaaf ontvangt en tegelijkertijd zijn partner de uitbetaalde belastingkorting moet terugbetalen, zonder dat hij daar invloed op kan uitoefenen! Op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel zou het mogelijk moeten zijn in dit soort gevallen geen belastingrente te berekenen c.q. te vergoeden. De Hoge Raad heeft op 25 september 2009 op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel reden gezien om de heffingsrente te beperken. Dus waarom zou dit niet nog een keer kunnen gebeuren?
Conclusie
Op basis van de wet is het mogelijk dat bij carry back van verliezen de belastingteruggaaf zonder belastingrente wordt verstrekt en de terugbetaling van de heffingskorting van de partner met belastingrente moet plaatsvinden.
De uitspraak van Rechtbank Gelderland biedt hoop dat de belastingrente die dan betaald moet worden beperkt kan worden tot een kortere termijn.
Bij nadere bestudering van de wetgeving kom ik zelf tot de conclusie dat deze uitspraak nog niet ver genoeg gaat: zonder toedoen van de belastingplichtige wordt er rente berekend over de terugbetaling van de heffingskorting waar hij niet om heeft gevraagd. In dat geval zou er helemaal geen belastingrente berekend moeten worden.
Ongetwijfeld zullen hierover nog meer procedures volgen, inclusief hopelijk een duidelijk eindoordeel van de Hoge Raad in het voordeel van de belastingplichtige.
Mocht je vragen hebben over de berekening van belastingrente of andere vragen op belastingterrein, neem dan contact met mij op.