De deelnemingsvrijstelling is nog steeds een van de kernpunten binnen de Nederlandse vennootschapsbelasting. Na verschillende wetswijzigingen tussen 1991 en 2010, is naar mijn ervaring er een duidelijker scheiding gekomen voor welke aandelenbezittingen de deelnemingsvrijstelling wel geldt en voor welke niet. In zijn algemeenheid is de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in de praktijk gemakkelijker geworden. Een deelnemingsvrijstellingruling is naar mijn mening nog maar zelden zinvol, discussies achteraf of een deelneming kwalificeert heb ik al jaren niet meer hoeven voeren. Ook de Hoge Raad heeft met jurisprudentie over onderwerpen als compartimentering, earn out en opties bijgedragen aan meer duidelijkheid, soms direct of soms indirect doordat de wetgever nadien in actie kwam.
Wat is ‘transfer pricing’? Verplichte kost voor internationaal actieve bedrijven
Een van de belangrijkste beginselen van het Nederlandse en internationale belastingrecht is het ‘Arm’s length’-beginsel. Dit beginsel houdt in dat transacties tussen verbonden partijen moeten plaatsvinden onder voorwaarden die niet-verbonden partijen ook overeengekomen zouden zijn.
Uitfasering pensioen in eigen beheer: ‘Informatieformulier’ beschikbaar
Vanaf 1 juli 2017 kunt u als directeur-grootaandeelhouder geen pensioen in eigen beheer meer opbouwen. U kunt ervoor kiezen om uw opgebouwde pensioenrechten af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting.
Familieleningen
Het kan voor particulieren aantrekkelijk zijn om aan elkaar eigenwoningleningen te verstrekken. Voor de geldgever (bijvoorbeeld de ouders) valt de vordering in box 3, terwijl voor de geldnemer renteaftrek in box 1 van toepassing is. Bij een rente van 6% betaalt de geldgever maximaal 1,2% vermogensrendementsheffing (aanname, daar dit per belastingplichtige fluctueert sinds BP2017), (vordering = box 3) en heeft de geldnemer een belastingvoordeel van 2,448% (bij 40,8% IB tarief 2017) 3,00% (bij 50,0% IB tarief 2017 (vanwege afbouw 52%).