Dit besluit van 14 september 2021, nr. 2021-150944 wijzigt het besluit van 24 november 2020, nr. 2020-167584. In onderdeel 3.5 wordt een goedkeuring opgenomen ter voorkoming van een cumulatieve aftrekuitsluiting voor het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.
Wettelijke aftrekbeperking horecabestedingen
Op grond van artikel 15, lid 5 Wet OB 1968 bestaat geen recht op aftrek van btw die in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. Het doel van deze aftrekbeperking is btw te laten drukken op consumptief verbruik, ook als dit plaatsvindt in een bedrijfsmatige sfeer.
Onwenselijke situatie
In de praktijk komt het voor dat de in artikel 15, lid 5 Wet OB 1968 bedoelde verstrekking van spijzen en dranken wordt uitbesteed aan een ondernemer die deze prestatie weer uitbesteedt aan een andere ondernemer. Dit kan zich daarna nog herhalen. Deze zelfde prestatie bestaande in het verstrekken van spijzen en dranken, zoals bedoeld in artikel 15, lid 5 Wet OB 1968 wet wordt dan opvolgend aan verschillende ondernemers verricht. De aftrekbeperking leidt er dan toe dat bij al die ondernemers de aftrek van de in rekening gebrachte btw is uitgesloten. Dit is volgens de Staatssecretaris van Financiën onwenselijk. Om die reden is (vooruitlopend op nieuwe wetgeving) onder voorwaarden een goedkeuring getroffen.
Goedkeuring
Goedgekeurd wordt dat ondernemers de btw in aftrek brengen die aan hen in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken als zij deze prestatie niet afnemen als eindgebruiker maar op hun beurt deze zelfde prestatie verrichten en doorbelasten aan een derde en ter zake btw in rekening moeten brengen. Voor toepassing van de goedkeuring is vereist dat de ondernemer op de factuur aan zijn afnemer aangeeft dat het (geheel of gedeeltelijk) gaat om een verstrekking van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse zoals bedoeld in artikel 15, lid 5 Wet OB 1968. Daarmee is duidelijk dat de afnemer dan geen recht op aftrek heeft van de op de factuur berekende btw, tenzij de volgende ondernemer zelf ook in aanmerking komt voor toepassing van deze goedkeuring.
Mijn commentaar
Deze goedkeuring is niet volledig nieuw, dit was namelijk al het standpunt van de kennisgroep. Dit standpunt is nooit gepubliceerd maar het bestaan blijkt uit een uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2018:6939 ). In het kennisgroepstandpunt staat dat artikel 15, lid 5 Wet OB niet van toepassing is op evenementenbureaus. Voorwaarde is wel dat het evenementenbureau op de factuur expliciet vermeldt dat een deel van de diensten betrekking heeft op het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse (…) en dat de omzetbelasting op grond van artikel 15, lid 5 de Wet OB 1968 niet aftrekbaar is. Dit komt overeen met de goedkeuring zoals deze nu getroffen wordt door de staatssecretaris. Een duidelijk verschil is dat de staatssecretaris niet opmerkt dat de goedkeuring enkel van toepassing is op evenementenbureaus. Gelet op de achterliggende reden, is dit mijns inziens ook terecht!
Bron: Belasting_Magazine #7, oktober 2021