De uitspraak van Gerechtshof Den Haag is van 20 januari 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:270). Conform deze uitspraak is de ANBI-status van belanghebbende terecht ingetrokken, omdat na de herstructurering de doelstelling van belanghebbende weliswaar het verlenen en bevorderen van een goede gezondheidszorg is, maar dienen de activiteiten niet langer primair en rechtstreeks het algemeen nut. Wat zijn precies de feiten en overwegingen van dit hof die aan deze uitspraak ten grondslag liggen?
De feiten in de zaak voor het Hof Den Haag
Belanghebbende is opgericht in het kader van een juridische fusie tussen twee stichtingen die werkzaam waren op het gebied van gezondheids- en ouderenzorg en beiden de ANBI-status hadden. Belanghebbende heeft de activiteiten van de gefuseerde stichtingen voortgezet en is aangemerkt als ANBI. Belanghebbende splitste enkele maanden later in het kader van een herstructurering haar zorgactiviteiten af aan drie besloten vennootschappen waarvan zij enig aandeelhouder is. Deze vennootschappen zijn de feitelijke zorgactiviteiten gaan verrichten en belanghebbende houdt zich na de afsplitsing alleen nog maar bezig met het bepalen van het beleid en het uitvoeren van concerntaken. De inspecteur meende dat belanghebbende niet meer voldeed aan de voorwaarden van de ANBI-status en trok deze in.
Het primair en rechtstreeks dienen van het algemeen nut
De inspecteur gaf als reden voor de intrekking dat belanghebbende niet meer primair en rechtstreeks het algemeen nut diende.
Het Hof stelde voorop dat voor de beoordeling of een instelling aangemerkt wordt als een ANBI, de werkzaamheden van de instelling:
- rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen; EN,
- uitsluitend of nagenoeg uitsluitend erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen (90% of meer).
Naar het oordeel van het Hof ligt hierin de eis besloten dat een instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. Volgens het Hof kan, verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:695, anders niet worden vastgesteld of en, zo ja, in welke mate de werkzaamheden van de instelling erop gericht zijn om enig algemeen belang te dienen.
Belanghebbende voerde in dit verband aan dat haar statutaire doelstelling gericht is op het verlenen en bevorderen van een goede gezondheidszorg. Het Hof vindt dat echter onvoldoende. Het Hof oordeelt dat ook vereist is dat de feitelijke activiteiten van de stichting primair en rechtstreeks het algemeen belang dienen. Naar het oordeel van het Hof moet de stichting zulke activiteiten zelf verrichten. Door de juridische afsplitsing is naar het oordeel van het Hof dit niet langer het geval.
De stichting trachtte het Hof nog te overtuigen dat voor de beoordeling van de vraag of de werkzaamheden primair en rechtstreeks het algemeen nut dienen de ‘doorkijkbenadering’ of ‘groepsbenadering’ geldt en dat dus ‘door’ de stichting heen gekeken moet worden of de beheerswerkzaamheden van de stichting tezamen met de feitelijke activiteiten van de besloten vennootschappen moeten worden beoordeeld.
Het hof verwerpt echter deze stelling van de stichting en concludeert dat de Belastingdienst de ANBI-status terecht heeft ingetrokken.
Moraal van het verhaal
Voor de ANBI-status is het van belang dat de ANBI primair en rechtstreeks het algemeen belang dient. Dat betekent onder meer dat niet alleen de statutaire doelstelling van de ANBI op het algemeen belang gericht moet zijn maar dat ook de feitelijke werkzaamheden van de ANBI rechtstreeks (en niet indirect) op het algemeen belang gericht dienen te zijn.
Wenst u te weten of uw instelling ook na een eventueel voorgenomen herstructurering nog wel aan deze en de overige ANBI-voorwaarden voldoet? Neem dan contact op!