Inhoud van de casus
Onze DGA had meerdere vorderingen uitstaan op zijn onderneming (BV), waarvan hij enige aandeelhouder is. Middels een zogenaamde vaststellingsovereenkomst (VSO) zijn er in het verleden bindende afspraken gemaakt met de Belastingdienst over verschillende fiscale aspecten, zoals het bestaande stamrecht. Los van deze VSO, wil de DGA de vordering op zijn onderneming van € 207.990 afwaarderen en ten laste brengen van zijn box 1-inkomen. De discussie tussen ons en Belastingdienst ging over de vraag of hij de afwaardering mag opnemen als negatief resultaat uit de terbeschikkingstelling, zodat een belastingvoordeel ontstaat.
Uitspraak Rechtbank Gelderland
Wij betoogden dat er in de getekende VSO geen algehele afstand van rechtsmiddelen werd gedaan, maar dat de VSO enkel voor de vastgelegde afspraken gold. De rechtbank volgt dit standpunt van ons. Hierdoor is er een mogelijkheid tot bezwaar en beroep met betrekking tot de afwaardering van de vordering in box 1. De rechtbank heeft onder andere antwoord gegeven op de vraag of de TBS-vordering mag worden afgewaardeerd in het oudste openstaande jaar. Allereerst heeft de rechtbank beoordeeld of de vordering in aanmerking kwam voor afwaardering in box 1. Zowel de kwalificatie als de (on)zakelijkheid van de verstrekte gelden is door de rechtbank beoordeeld.
De Belastingdienst bracht vooral technische punten naar voren om het belastingvoordeel voor de DGA te voorkomen. De rechtbank oordeelt echter conform onze standpunten dat (1) er daadwerkelijk sprake is van een civielrechtelijke lening, (2) geen sprake is van een zogenoemde bodemloze-put-lening (waardoor afwaardering ook niet mogelijk is, aangezien de DGA reële plannen had) en (3) dat de lening voor een groot deel geen zogenoemd ‘onzakelijk debiteurenrisico’ heeft.
De rechtbank overweegt dat door de DGA op diverse momenten gelden zijn verstrekt aan de onderneming. Elke verstrekking dient op zichzelf te worden beoordeeld naar het aanvaarden van het debiteurenrisico dat een onafhankelijke derde al dan niet zou hebben genomen. Het verstrekken van leningen heeft gespreid over een aantal jaren plaatsgevonden. De Belastingdienst overtuigt de rechtbank daarbij echter niet dat de eerste geldverstrekkingen een te hoog debiteurenrisico hebben. De rechtbank volgt daarom onze stellingen dat een afwaardering bij de DGA op zijn plaats is.
Concluderend stelt de rechtbank dat er in totaal een bedrag van € 111.261 mag worden afgewaardeerd ten laste van het box 1 inkomen in 2011. Ook hierbij volgt de rechtbank onze stelling dat afwaardering al in 2011 mogelijk is in plaats van in een later jaar, hetgeen de DGA extra belastingvoordeel oplevert. Daarmee hebben wij voor de DGA het gewenste resultaat bereikt.
De uitspraak van Rechtbank Gelderland is van 13 januari 2021 en gepubliceerd op 28 januari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:178
C&B More helpt u bij discussies met Belastingdienst, ook in bezwaar en beroep
Wij voeren met regelmaat bezwaar- en beroepsprocedures tegen de Belastingdienst. Mocht u daarom een discussie met de Belastingdienst hebben, waarbij geen goede afloop mogelijk lijkt, neem dan contact met mij op. Ik bekijk graag uw positie en adviseer u om tot het beste resultaat te komen, in eerste instantie in samenspraak met de Belastingdienst. Mocht het echt niet anders kunnen, dan wordt een gang naar de rechter niet geschuwd.
Neemt u gerust contact met mij op als u een discussie met de Belastingdienst heeft en eerst eens vrijblijvend wilt sparren.