Wie mag dividendbelasting verrekenen?
Particuliere (box 3) beleggers die in Nederland wonen en dividend ontvangen uit binnen- of buitenlandse aandelen of andere effecten waarvan zij eigenaar zijn, in Nederland onbeperkt belastingplichtig over dit inkomen. De belegger moet alle binnen- en buitenlandse aandelen, obligaties, ETF’s etc. waarvan hij of zij eigenaar is in binnen en buitenland naar hun waarde per 1 januari van elk kalenderjaar opgeven in de aangifte inkomstenbelasting onder box 3. Het belastbare box 3 bedrag (2022) zal dan in de Nederlandse inkomstenbelasting worden betrokken op basis van fictieve rendementen die dichtbij de werkelijke rendementspercentages voor sparen en beleggen liggen. Het box 3 tarief bedraagt 31%.
Ingehouden dividendbelasting kan voor een bedrag van maximaal 15% als voorheffing op deze verschuldigde box 3 inkomstenbelasting verrekend worden.
Het nationale Nederlandse tarief van de dividendbelasting bedraagt 15%. In Zwitserland daarentegen wordt 35% bronheffing ingehouden op dividend of interest. In vele andere buitenlanden gaat het om tarieven van 25 á 30%. Om dubbele belastingheffing te voorkomen dient zowel in binnenlandse als buitenlandse verhoudingen een ingehouden voorheffing op het bruto dividend met de verschuldigde inkomstenbelasting verrekend te worden.
Een Nederlandse belegger die eigenaar is van aandelen ING en in Nederland woont, verrekent de door ING ingehouden dividendbelasting (15%) met de verschuldigde box 3-inkomstenbelasting. De verrekening van de ingehouden dividendbelasting vindt plaats bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting. De ingehouden Nederlandse dividendbelasting is volledig verrekenbaar, ook als over de (box 3) vermogensgrondslag zelf geen inkomstenbelasting verschuldigd is. Zo’n situatie kan zich voordoen als bijvoorbeeld het heffingsvrije vermogen niet wordt overschreden of als er sprake is van maatschappelijke (groene) of culturele beleggingen waarvoor een vrijstelling geldt.
Het recht op verrekening van Nederlandse dividendbelasting met de verschuldigde inkomstenbelasting komt uitsluitend toe aan de uiteindelijke gerechtigde tot het bruto dividend: de eigenaar van het aandeel. Als deze aandeelhouder gedurende het hele jaar een fiscale partner heeft, kan het dividend in de aangifte inkomstenbelasting echter ook (gedeeltelijk) worden toegerekend aan zijn/haar partner. Ook de partner mag vervolgens de ingehouden binnen- en/of buitenlandse dividendbelasting (gedeeltelijk) verrekenen met de verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting.
Het gedeeltelijk toerekenen van dividend aan de (fiscale) partner kan uitkomst bieden wanneer de verschuldigde box 3-inkomstenbelasting van de aandeelhouder niet hoog genoeg is om alle ingehouden dividendbelasting te kunnen verrekenen. Als de partner van de aandeelhouder ook box 3-inkomstenbelasting verschuldigd is, kan de ingehouden dividendbelasting op die manier wel bij de partner worden verrekend. Op soortgelijke wijze kunnen ouders de ingehouden dividendbelasting verrekenen van aandelen die eigendom zijn van hun minderjarige kinderen. De onderliggende aandelen worden namelijk toegerekend aan het vermogen van een ouder.
Indien sprake is van een situatie van vruchtgebruik en ‘bloot’ eigendom, is het niet de (bloot) eigenaar van de aandelen die gerechtigd is de ingehouden binnen- en buitenlandse dividendbelasting met de inkomstenbelasting te verrekenen maar de vruchtgebruiker. De vruchtgebruiker geniet immers het dividend en wordt daar ook bij de inkomstenbelasting voor aangeslagen. De ‘blote’ eigenaar heeft in principe alleen het stemrecht op de aandelen bij de algemene vergadering van aandeelhouders.
Belastingverdragen
Als het buitenlandse dividend afkomstig is uit een land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft afgesloten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, bepaalt het belastingverdrag hoe de heffingsrechten over het bruto dividend moeten worden verdeeld. De buitenlandse bronstaat mag doorgaans 15% inhouden (soms leidt dat tot lagere heffing zoals tegenwoordig in Frankrijk (12,8%))
Is het buitenlandse dividend afkomstig uit een land waarmee Nederland géén belastingverdrag heeft afgesloten, zoals bijvoorbeeld Angola dan kan de buitenlandse ingehouden dividendbelasting tot een maximum van 15% van het bruto dividend worden verrekend met de verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting (box 3) Indien ná genoemde verrekening nog een bedrag aan buitenlandse dividendbelasting resteert, kan dit ongelimiteerd vooruit worden geschoven om met verschuldigde inkomstenbelasting van een later jaar alsnog te worden verrekend.
Wanneer in het buitenland méér dan 15% aan dividendbelasting is ingehouden kan het meerdere in Nederland niet worden verrekend en ‘moet’ dit meerdere bij de buitenlandse Belastingdienst worden teruggevraagd volgens een in acht te nemen procedure.
Verrekening van dividendbelasting in de praktijk
In het onderstaande zal ik voorbeelden bespreken waarbij ik abstraheer van de actuele discussies over de wijze waarop de belastingheffing in box 3 moet plaatsvinden. Wel kunnen we vaststellen dat er een tendens (uitspraken van de rechterlijke macht) is naar belastingheffing op basis van het werkelijke rendement conform het Kerstarrest van de Hoge Raad.
Een belegger die in box 3 met al zijn (binnen- en buitenlandse) spaarrekeningen en aandelenportefeuille een daadwerkelijk rendement (alle op de bankrekening ontvangen bruto rente- en dividendopbrengsten exclusief ongerealiseerde koersresultaten) van € 8.000 heeft genoten zou dus voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting voor box 3 van € 2.480 (31% van € 8.000) tegemoet kunnen zien. Wanneer de box 3 aanslag op basis van de methodiek (op basis van het fictief veronderstelde rendement waarmee de Belastingdienst (nog) werkt hoger is dan zal de Belastingdienst aanvullend rechtsherstel moeten bieden. Doordat bezwaarschriften tegen de hoogte van de box 3 aanslag door de Belastingdienst worden aangehouden is voorlopig onduidelijk wanneer de definitieve afwikkeling van box 3 aanslagen inkomstenbelasting van openstaande jaren vanaf 2017 zal plaatsvinden.
In de actuele fiscale jurisprudentie speelt ook nog de vraag of ongerealiseerde waardestijgingen nu wel of niet moeten worden meegenomen bij het beoordelen van het werkelijke rendement van de belegger. Het is zeker pleitbaar het standpunt in te nemen dat deze niet moeten worden meegenomen.
Omwille van eenvoud ga ik hierna wat betreft de box 3 inkomstenbelasting van het oude systeem uit (in praktijk kan heffing dus lager zijn)
Het verrekenen van de te veel ingehouden buitenlandse dividendbelasting zal ik aan de hand van een praktijkvoorbeeld uitleggen. Belegger De Vries (alleenstaand) heeft een portefeuille beursgenoteerde (box 3) aandelen ter waarde van €500.000, gefinancierd met uitsluitend eigen vermogen. Het betreft voor €300.000 Nederlandse aandelen, voor €100.000 Franse aandelen AXA en voor €100.000 Amerikaanse aandelen United Technologies en PPG Industries. Met Frankrijk en de Verenigde Staten heeft Nederland een belastingverdrag afgesloten. Uitsluitend de in deze belastingverdragen opgenomen percentages (in beide gevallen 15% tenzij werkelijke tarief lager is) komen in Nederland voor verrekening in aanmerking.
De Vries heeft gedurende het jaar 2022 voor in totaal €10.000 bruto dividendinkomsten ontvangen, waarvan €6000 uit Nederland. Hierop is €900 Nederlandse dividendbelasting ingehouden, tegen het in ons land geldende tarief van 15%. Ook is er een bedrag van €2000 aan dividendinkomen uit de Verenigde Staten. Hierop is €300 (15%) Amerikaanse dividendbelasting ingehouden omdat De Vries het zogenoemde W-8 BEN formulier (‘relief at source’) via zijn bank heeft ingevuld. Uit Frankrijk, tot slot, komt €2000 aan dividendinkomen, waarop een bedrag van €256 (12,8%) Franse dividendbelasting is ingehouden. Volgens het belastingverdrag dat Nederland met Frankrijk heeft gesloten, mag Frankrijk slechts 15% dividendbelasting inhouden (zie tabel). Nu belegger De Vries in januari 2023 het formulier 5000-EN (‘Attestation de residence’) heeft ingevuld ter bevestiging van zijn Nederlandse fiscale woonplaats (én bevestigt door Nederlandse Belastingdienst) kan AXA (in de praktijk is dit de financiële instelling die de effectenportefeuille onder zich heeft) op het dividend van belegger De Vries het lage Franse dividendbelastingtarief van 12,8% inhouden en afdragen. Het genoemde formulier is namelijk eerder ingediend dan de betaalbaarstelling van het dividend door AXA. Aldus wordt meteen het juiste tarief aan Franse dividendbelasting ingehouden hetgeen de nodige administratieve rompslomp achteraf voorkomt.
De berekening van de (2022 box 3) vermindering ter voorkoming van dubbele belasting voor De Vries ziet er als volgt uit.
De eerste stap is het vaststellen van de grondslag voor sparen en beleggen:
Het fictieve rendement op de beleggingen bedraagt € 500.000 x 5,53% = € 27.650
De rendementsgrondslag bedraagt als volgt: 500.000 – 50.650 (heffingsvrij vermogen) = 449.350
De tweede stap is het toepassen van de verschillende box 3-schijven op de berekende grondslag:
Het box 3 voordeel uit sparen en beleggen kan worden berekend op een bedrag van € 24.848 ( € 449.350 / € 500.000 x € 27.650) De verschuldigde box 3 inkomstenbelasting voor 2022 bedraagt dan € 7.703 (31% van € 24.848)
Nu het werkelijke rendement uit de portefeuille van De Vries dividendbate (exclusief kosten van de broker) € 10.000 bedraagt zou De Vries een bezwaarschrift tegen de hoogte van de vastgestelde fictieve rendementsgrondslag moeten indienen. Dit leidt tot een box 3 heffing van € 3.100.
De Vries kan in beginsel €556 (12,8% van € 2.000 Frankrijk plus 15% van €2000 uit de VS) in mindering brengen op zijn berekende box 3-inkomstenbelasting. Daarnaast kan hij de €900 ingehouden Nederlandse dividendbelasting verrekenen. Wanneer de Belastingdienst tegemoet komt aan het bezwaarschrift van De Vries blijft een bedrag van €3.100 – €556 – €900 = €1.644 over aan te betalen belasting in box 3.
Terugvordering
Zoals gezegd wordt dubbele belastingheffing over uitgekeerde dividenden vooral voorkomen door de vele belastingverdragen die Nederland heeft afgesloten met andere landen. In deze verdragen zijn met de verdragspartners afspraken vastgelegd over het dividendbelastingtarief dat de bronstaat (het land waar het internationale hoofdkantoor van het bedrijf dat het dividend uitkeert gevestigd is) mag inhouden bij grensoverschrijdende dividenduitkeringen. Dit zogenoemde verdragstarief (15%) is doorgaans veel lager dan het nationale dividendbelastingtarief.
Zo kent Zwitserland een nationaal dividendbelastingtarief van 35%. In het belastingverdrag (2010) tussen Nederland en Zwitserland is echter een verdragstarief van 15% overeengekomen (zie tabel). Als een beursgenoteerd bedrijf zijn hoofdkantoor heeft (of in de nabije toekomst krijgt zoals DSM in Zwitserland) in een land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft, en het nationale dividendbelastingtarief hoger is dan de doorgaans in het belastingverdrag overeengekomen 15%, kan het meerdere (in dit geval 20%) door de Nederlandse belegger bij de (Zwitserse) Belastingdienst van dat land worden teruggevraagd. Dat moet wel gebeuren binnen de in bovenstaande tabel opgenomen termijnen. De termijn waarop dit kan, vangt aan direct na afloop van het kalenderjaar waarin de dividendopbrengst is genoten.
Formulieren invullen
Een tweede (fictief) praktijkvoorbeeld. Als het Zwitserse bedrijf Roche een dividenduitkering doet aan de in Nederland wonende box 3-belegger Pieterse, komt aan Zwitserland uitsluitend het recht toe om op deze dividenduitkering een bedrag van 15% Zwitserse dividendbelasting in te houden. Roche houdt (effectief gebeurt dit door een Nederlandse financiële instelling als Pieterse aldaar bankiert) echter 35% Zwitserse dividendbelasting in en draagt deze namens Pieterse af aan de Zwitserse belastingdienst. Pieterse ziet deze inhouding en afdracht terug op het bankafschrift dat hij van zijn Nederlandse bank ontvangt. In zijn aangifte inkomstenbelasting (box 3) verantwoordt Pieterse zijn Zwitserse aandelen Roche naar de waarde per 1 januari. Het bedrag aan ingehouden Zwitserse dividendbelasting (maximaal 15% conform belastingverdrag met Zwitserland) kan Pieterse in mindering brengen op de verschuldigde box 3-inkomstenbelasting.
Pieterse zal zich vervolgens tot de Zwitserse Belastingdienst in Bern moeten wenden om de te veel ingehouden Zwitserse dividendbelasting (=20%) terug te krijgen. Hiervoor moeten diverse formulieren worden ingevuld die onderdeel zijn van het desbetreffende belastingverdrag. De formulieren zijn voor elk van de verdragslanden verschillend. Ook zal er wanneer het effectendepot wordt aangehouden bij een niet Zwitserse bank een tax voucher moeten worden aangeleverd (door de Nederlandse financiële instelling waar het effectendepot is ondergebracht en die dus de buitenlandse dividendbelasting heeft ingehouden én afgedragen) ter bevestiging van de hoeveelheid ingehouden Zwitserse dividendbelasting. Het Nederlandse Kifid heeft overigens bepaald dat een Nederlandse bank verplicht is mee te werken aan een teruggaveverzoek van buitenlandse dividendbelasting.
Pieterse zal in dit geval formulier 81 van de Zwitserse Belastingdienst moeten invullen. Daarop zal hij onder meer zijn Nederlandse Burgerservicenummer moeten vermelden, en de relevante dividenduitkeringen van in Zwitserland gevestigde vennootschappen. Nadat Pieterse dit formulier volledig heeft ingevuld, moet hij het naar de Nederlandse Belastingdienst opsturen. Die zal namelijk moeten bevestigen dat Pieterse fiscaal inwoner van Nederland was tijdens de desbetreffende (maximaal drie) belastingjaren. Nadat Pieterse het Zwitserse formulier, inclusief woonplaatsverklaring, van de Nederlandse Belastingdienst teruggestuurd heeft gekregen, kan hij dit naar de Zwitserse Belastingdienst opsturen, inclusief het bewijsmateriaal voor de ingehouden Zwitserse dividendbelasting: de bankafschriften van de afgelopen drie jaar en de tax vouchers.
Wanneer Pieterse al het ‘papierwerk’ om de buitenlandse dividendbelasting terug te krijgen uitbesteed moet hij al snel rekening houden met € 500 (exclusief 21 BTW) aan kosten (fiscale deskundige, bankkosten etc.) Er moet dus een zeker financieel belang zijn om een teruggaveverzoek te doen.
Voor aandeelhouders DSM dat de Zwitserse geur- en smaakstoffenfabrikant Firmenich overneemt wordt bovenstaande procedure in de toekomst ook relevant aangezien DSM haar hoofdkantoor van Heerlen ná de fusie naar Zwitserland gaat verplaatsen. Deze stap wordt gezet om de omzetsynergievoordelen van de fusie maximaal te benutten. Het eerste dividend dat in het voorjaar van 2024 wordt uitgekeerd komt uit de onbelaste kapitaalreserve van het fusiebedrijf. Deze dividenduitkering is onbelast in Zwitserland.
Het correct invullen van de formulieren en het aanvragen van de woonplaatsverklaring bij de Nederlandse Belastingdienst vereist een zekere expertise. De belegger kan overwegen dit uit te besteden aan een deskundige. Dat is een financiële afweging. Dat kost geld (en dus rendement) wat ook geldt voor de tax vouchers die nodig zijn om de te veel ingehouden buitenlandse dividendbelasting terug te vragen. Wanneer de belegger in een keer voor enkele jaren tezamen de buitenlandse belasting terug kan vragen kan het bij een zekere omvang van de bedragen de moeite lonen om de teruggaafprocedure in gang te zetten.
De procedure in dit Zwitserse geval verschilt niet van de procedure die moet worden gevolgd om teveel ingehouden buitenlandse dividendbelasting terug te vragen uit andere landen.
Amerikaanse aandelen
Als de belegger eigenaar is van Amerikaanse aandelen, is het zinvol om een zogenoemd W-8 BEN-formulier in te vullen en dit via de bank aan de Amerikaanse Belastingdienst (IRS) toe te sturen. Een procedure zoals hierboven beschreven, wordt dan voorkomen omdat de Amerikaanse financiële instelling meteen het juiste percentage (15%) aan dividendbelasting inhoudt. Als de bank 30% Amerikaanse bronheffing heeft ingehouden, is het vaak lastig om de 15% teveel ingehouden bronbelasting terug te vorderen van de IRS, omdat veel Nederlandse banken het vereiste formulier 1042-S niet kunnen aanleveren (een en ander nog los van de kosten hiervan)
ETF’s en beleggingsfondsen
Beleggers die deelnemen in buitenlandse (Ierland, Luxemburg) exchange traded funds (ETF’s) of beleggingsfondsen kunnen effectief tegen problemen (‘dividendlekkage’) aanlopen bij het verrekenen van buitenlandse dividendbelasting. Dividendlekkage ontstaat in de eerste plaats doordat deze buitenlandse fondsen zelf niet alle buitenlandse dividendbelasting verrekend krijgen. Dit lukt ook de Nederlandse belegger niet.
Wanneer de belegger participeert in een Nederlands ETF of beleggingsfonds met de status van zogenaamde fiscale beleggingsinstelling doet zich dit dividendlekkageprobleem over het algemeen niet voor.
Master Limited Partnership
Niet elke betaling die de belegger ontvangt van een financieel product komt in aanmerking voor het predicaat dividenduitkering. Dit is met name het geval bij zogeheten transparante entiteiten, zoals de Amerikaanse rechtsvorm Master Limited Partnership (MLP). Deze rechtsvorm wordt vaak gebruikt voor de structurering van investeringen in Amerikaanse olie-infrastructuur die een hoog dividendrendement bieden. Veelal zal de MLP 30% bronheffing inhouden, waarbij een beroep op het dividendartikel van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten niet zal slagen. Dit komt omdat de uitkering naar Amerikaans recht een ‘distributie’ is, een kapitaalteruggave. Een groot deel van het (veelal hoge) rendement blijkt door dit probleem te verdampen. Om toch een gedeelte van deze bronheffing te kunnen terugvorderen zal in de Verenigde Staten aangifte inkomstenbelasting moeten worden gedaan (via een formulier 1040NR, of 1040NR EZ bij een natuurlijk persoon). Dit is bijzonder complex, maar het kan zeker lonen als het om grote bedragen gaat.
Advies en conclusie
Zoals gezegd is het terugvorderen van teveel betaalde dividendbelasting in het buitenland aan tijd gebonden. Elk land waarmee Nederland een verdrag heeft afgesloten, hanteert een eigen termijn waarbinnen de terugvordering moet plaatsvinden. Houd daar goed rekening mee, vooral als u besluit uit kostenefficiëntie om de teveel ingehouden buitenlandse dividendbelasting over meerdere jaren ‘op te sparen’ en deze in één keer terug te vorderen. Uit bijgaande tabel blijkt dat u voor de meest voorkomende landen zo’n twee tot drie jaar de tijd heeft om een dergelijk teruggaafverzoek in te dienen. Bij voldoende financieel belang loont het de moeite en de kosten om er mee aan het werk te gaan!
Overzicht nationale belastingtarieven, verdragstarieven en termijnen 2023
Verdragsland Nationaal tarief
dividendbelasting Verdragstarief Termijn teruggaaf teveel ingehouden dividendbelasting
Overzicht nationale belastingtarieven, verdragstarieven en termijnen 2023 | |||
Verdragsland | Nationaal tarief dividendbelasting |
Verdragstarief | Termijn teruggaaf teveel ingehouden dividendbelasting |
België | 30% | 15% | 3 jaar* |
Duitsland | 26,38% | 15% | 4 jaar** |
Frankrijk | 12,8%***** | 15% | 3 jaar** |
Spanje | 19% | 15% | 4 jaar**** |
Verenigd Koninkrijk | 0% | 10% | 6 jaar |
Zweden | 30% | 15% | 5 jaar** |
Noorwegen | 25% | 15% | 5 jaar** |
Zwitserland | 35% | 15% | 3 jaar** |
Canada | 25% | 15% | 3 jaar** |
Verenigde Staten | 30%/15%***** | 15% | 3 jaar** |
Australië | 30% | 15% | 3 jaar |
Denemarken | 27% | 15% | 3 jaar |
* Berekend vanaf 1 januari van het jaar waarin de dividenden zijn uitgekeerd | |||
** Berekend vanaf 31 december van het jaar waarin de dividenden zijn uitgekeerd | |||
*** Wijziging per 1 januari 2018 voor dividenden betaald aan natuurlijke personen, niet-inwoners van Frankrijk | |||
**** Berekend vanaf de dag van dividenduitbetaling | |||
***** Tarief van 15% is van toepassing indien een W8-Ben formulier is ingediend bij uw bank/broker | |||
Verschillende formulieren die nodig zijn voor het terugvorderen zijn te vinden op de website van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl. Voor een woonplaatsverklaring van de Nederlandse belastingdienst kunt u het buitenlandse formulier opsturen naar het volgende adres: Belastingdienst/centrale invoer/wpv, Postbus 2519, 6401 DA Heerlen. Als u geen buitenlands formulier hoeft in te vullen, kunt u de woonplaatsverklaring ook aanvragen per e-mail, via het adres woonplaatsverklaring@belastingdienst.nl.