In de wet op de vennootschapsbelasting kennen we twee soorten binnenlands belastingplichtigen (artikel 2 Wet Vpb):
- De beperkt belastingplichtigen; en,
- De onbeperkt belastingplichtigen.
Voor de onbeperkt belastingplichtigen geldt de ondernemingsfictie hetgeen kort gezegd inhoudt dat zij worden geacht met behulp van hun gehele vermogen een onderneming te drijven (artikel 2 lid 5 Wet Vpb).
Voor de beperkt belastingplichtigen, zoals stichtingen, geldt dit niet. Stichtingen worden voor de vennootschapsbelasting slechts belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven, (artikel 2, lid 1, onderdeel e, Wet Vpb). Voor de vraag of een stichting vennootschapsbelastingplichtig is moet dus eerst worden vastgesteld dat de stichting een onderneming drijft. Vervolgens moet, voor de omvang van de belastingplicht, worden bepaald voor welke omvang van de activiteiten van de stichting de vennootschapsbelastingplicht geldt.
Dat sprake is van een onderneming wordt verondersteld indien:
- met behulp van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid;
- wordt deelgenomen aan het economische verkeer;
- met het oogmerk om daarmee winst te behalen (die ook redelijkerwijs te verwachten is).
De discussie draait in de praktijk vaak om de vraag of sprake is van een winstoogmerk.
Van een winstoogmerk is op grond van rechtspraak sprake indien een stichting regelmatig exploitatieoverschotten behaalt. In het Hoge Raad arrest van 29 september 1999, nr. 34.682, (ECLI:NL:HR:1999:AA2904) werd vanwege exploitatieoverschotten in drie van een aaneengesloten periode van vijf jaren al een winststreven aangenomen.
Bij stichtingen die actief zijn in een sector waar ook normaal belaste ondernemers actief zijn kan de inspecteur veelal met succes de stelling innemen dat in concurrentie wordt getreden (artikel 4 Wet Vpb). In een dergelijk geval kan ook aangenomen worden dat sprake is van een vennootschapsbelastingplicht.
Voor zover een stichting vennootschapsbelastingplichtig is kan een subjectieve vrijstelling er vervolgens voor zorgen dat de stichting desalniettemin toch vrijgesteld is.
Rechtbank Gelderland
In de uitspraak voor de rechtbank Gelderland van 10 februari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:624, draaide het om een stichting die gevestigd is in een wooncomplex. De stichting beschikt over de ANBI-status en is sinds enige tijd actief en geregistreerd als zorginstelling. De stichting beschikt over vrijwilligers die aan diverse (mede)bewoners en voormalige bewoners zorg verlenen. Deze vrijwilligers zijn veelal woonachtig op het terrein van belanghebbende. De tijdelijke bewoners verblijven in de appartementen op basis van tijdelijke huurovereenkomsten waarvoor belanghebbende huurinkomsten ontvangt. Voor een aantal personen ontvangt belanghebbende PGB.
In geschil is onder meer of belanghebbende een onderneming drijft in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel e, Wet Vpb en, of belanghebbende subjectief is vrijgesteld op basis van art. 5, lid 1, onderdeel c, Wet Vpb.
De rechtbank oordeelt onder meer dat belanghebbende een onderneming drijft omdat deze onder andere deelneemt aan het economische verkeer en er sprake is van een winststreven. De zorgvrijstelling acht de rechtbank niet van toepassing nu voor de vrijstelling belanghebbende, al haar werkzaamheden in aanmerking nemend, voor ten minste 90% kwalificerende zorgwerkzaamheden verrichten. Belanghebbende heeft dat niet aannemelijk gemaakt.
Belang voor de praktijk
Beperkt vennootschapsbelastingplichtigen moeten in de praktijk met een aantal zaken rekening houden.
De beschikking over een ANBI-status maakt niet dat er geen vennootschapsbelastingplicht kan zijn.
Voor de vennootschapsbelasting moet eerst worden vastgesteld welke activiteiten van een stichting als onderneming kunnen worden aangemerkt. De vraag of er een winstoogmerk is daarbij een kernvraag. Hiervoor is het van belang in hoeverre exploitatie overschotten worden behaald. Als de stichting (deels) vennootschapsbelastingplichtig is dan kan het vervolgens zo zijn dat een (subjectieve) vrijstelling van toepassing is. De voorwaarden van een vrijstelling luisteren nauw zoals we dit in deze uitspraak ook voor de zorgvrijstelling kunnen zien.
Mocht u vragen hebben over de vennootschapsbelastingplicht van uw stichting (of vereniging), neem dan contact op.
Bron: Belastingmagazine