Stand van zaken nu
Op dit moment geldt voor investeringsgoederen een herzieningstermijn. Deze geldt voor zowel onroerende zaken als roerende zaken en loopt tot negen respectievelijk vier jaar na het jaar van ingebruikname. Deze herzieningsperiode is van belang wanneer de (on)roerende zaken zowel voor BTW-belaste als voor BTW-vrijgestelde prestatie worden gebruikt. Indien de verhouding tussen BTW-belast en BTW-vrijgesteld gebruik van het goed in de herzieningsperiode wijzigt, dan moet er een correctie van de BTW plaatsvinden zodat er BTW terug moet worden betaald dan wel BTW terug kan worden gevraagd. Op 18 mei 2017 heeft het Ministerie van Financiën voorstel gepubliceerd om de BTW-herziening uit te breiden. Klik hier om het voorstel te bekijken.
Voorstel Ministerie van Financiën voor herziening diensten
Het plan is dat de herzieningsregeling ook gaat gelden voor ‘kostbare’ diensten. Volgens het voorstel betreft het diensten waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting afschrijft of zou kunnen afschrijven. Voorbeelden zijn kosten voor verbouwingen, IT-diensten (bijvoorbeeld aanschaf software of website) en intellectuele eigendomsrechten. De regeling zou aanvankelijk ingaan op 1 januari 2018, maar is minstens een jaar uitgesteld. Uit het voorstel blijkt niet dat een overgangsregeling wordt opgenomen, en de herzieningsregeling zal daarom waarschijnlijk ook gelden voor diensten die ingagnsdatum wet worden ingekocht. Met de invoering van herzieningstermijnen voor diensten heeft het Ministerie van Financiën ten doel om een onevenwichtigheid tussen de BTW-aftrek op investeringsgoederen en investeringsdiensten weg te nemen.
De gevolgen voor de praktijk
Per dienst zal bij invoering van het voorstel door de ondernemer een herzieningstermijn bij moeten worden gehouden. Vooral voor ondernemers in de vastgoedsector en ondernemers die deels BTW-belaste en deels BTW-vrijgestelde prestaties verrichten en daardoor deels recht hebben op BTW-aftrek zal dit een administratieve last meebrengen, en zal de BTW op uitgaven voor kostbare diensten voor ingangsdatum wet worden herzien. Ondernemers in de vastgoedsector moeten vooral letten op de transacties met verhuurd vastgoed. De koper treedt in die situatie in de voetsporen van de verkoper. De koper zal daarom straks jaarlijks na moeten gaan of hij als koper BTW terug moet betalen die de verkoper eerder in aftrek heeft gebracht. Omdat de financiële gevolgen voor de praktijk groot kunnen zijn is het van belang dat ondernemers ervoor zorgen dat overzichtelijk uit de administratie blijkt wanneer de diensten zijn ingekocht en in gebruik genomen en dat te achterhalen is hoeveel van de BTW in aftrek is gebracht. Het wetsvoorstel zoals het er nu ligt heeft ook gevolgen voor de herziening van de ‘kostbare’ diensten die voor ingangsdatum zijn verricht.
Conclusie
De invoering van een herzieningsregeling voor diensten brengt voor veel ondernemers gevolgen met zich mee. De ondernemer moet nagaan of de administratie dusdanig is ingericht zodat blijkt wanneer een dienst is gekocht, of dit gaat om een kostbare diensten en hoeveel BTW er in aftrek is gebracht ten tijde van de aankoop van de dienst. Waarschijnlijk dat in de jaren na aanschaf BTW zal moeten worden herzien. Gezien het wetsvoorstel zoals het er nu ligt, is het verstandig om in een vroeg stadium de administratie hierop in te richten. De onvoering van de wet zal ehter niet eerder plaatsvinden dan 1 januari 2019.