Het antwoord op die vraag is met name van belang in het kader van met name de (fiscale) bestuurdersaansprakelijkheid. Alleen bestuurders kunnen immers worden getroffen door de gevolgen van de bestuurdersaansprakelijkheid. Veelal gaan de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedures over de vraag of er al dan niet rechtsgeldig de betalingsonmacht is gemeld, in mindere mate over de vraag of er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en in nog mindere mate over de vraag of iemand wel bestuurder is. Op wie bestuurder is in de zin van artikel 33 en artikel 36 Invorderingswet 1990, ga ik hierna nader in.
Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR): wat betekent dit voor stichtingen?
Sinds 1 juli 2021 moeten alle verenigingen en stichtingen voldoen aan de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Op deze manier wil de overheid ervoor zorgen dat de kwaliteit van het bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen verbetert. Door interne procedures en verantwoordelijkheden met elkaar te bespreken en vast te leggen, hoopt de overheid verenigingen en stichtingen beter te beschermen tegen zaken als wanbestuur, onverantwoordelijk financieel beheer, zelfverrijking, misbruik van posities en andere ongewenste activiteiten. Wat staat stichtingen en verenigingen nu te doen?
Te vroeg aansprakelijk gesteld door de ontvanger is schending verdedigingsbeginsel.
Als een bestuurder van een rechtspersoon door de ontvanger aansprakelijk wordt gesteld voordat deze bestuurder zich hier over uit heeft kunnen laten, schendt de ontvanger het verdedigingsbeginsel. Indien de desbetreffende bestuurder argumentatie of informatie had kunnen verstrekken op grond waarvan de opgelegde aanslag verlaagd of verminderd had kunnen worden, kan de rechter het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderen.