Vorig jaar schreef ik over de aanscherping door de Hoge Raad van de bewijslast bij boetes. In een recente uitspraak lijkt de Hoge Raad hier toch weer wat meer ruimte te geven aan de inspecteur (Hoge Raad 3 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:97). Welke regels gelden ten aanzien van de bewijslast bij boetes?
Bewijslast boetes – overtuigend aantonen
De inspecteur heeft de bewijslast bij fiscale boetes. Gelet op het punitieve karakter van fiscale boetes, gelden de waarborgen uit artikel 6 EVRM. De Hoge Raad benadrukte dit in zijn arrest van 8 april 2022 (Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526). Hierin oordeelt de Hoge Raad dat ‘aannemelijk maken’ en ‘zich ervan bewust moeten zijn’ onvoldoende is om te voldoen aan de bewijslast voor opzet. De inspecteur zal overtuigend moeten aantonen/doen blijken dat er opzet in het spel is.
Aannemelijk maken
In een nieuwe uitspraak uit februari van dit jaar, licht de Hoge Raad toe hoe de inspecteur opzet overtuigend kan aantonen. Bepaalde gedragingen van belastingplichtigen zijn volgens de Hoge Raad zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat opzet is inbegrepen in deze handelingen.
Een voorbeeld is een belastingplichtige die zijn bankrekening in België wel opgeeft in zijn aangifte, maar zijn bankrekening in Zwitserland niet. Uit deze handeling blijkt dat de belastingplichtige weet dat hij buitenlands vermogen op dient te geven. Door het Zwitserse vermogen niet op te geven in de aangifte, kan de conclusie zijn, dat het Zwitserse vermogen opzettelijk buiten de aangifte is gehouden. Dit is uiteraard nog afhankelijk van andere feiten en omstandigheden.
Hoe nu verder?
Het is nu aan de praktijk om verder uit te kristalliseren in welke handelingen mogelijk opzet inbegrepen is en of er nog mogelijke contra-indicaties zijn.
Is aan u(w cliënt) een boete opgelegd en twijfelt u of de inspecteur voldoende bewijs heeft om opzet te bewijzen? Neemt u dan contact met mij op.